(al Jamahiriyyah al-Arabiyya al-Libiyya), republiek in Noord-Afrika, begrensd door Egypte, Soedan, Tsjaad, Niger, Algerije, Tunesië en de Middellandse Zee, 1793500 km2. Hoofdstad: Tripoli.
BEVOLKING en ECONOMIE Libië telde in 1979 een bevolking van ca. 3,1 mln. Het land heeft een zeer snel groeiend inwonertal; de gemiddelde jaarlijkse toename bedraagt 4 % dank zij een hoog geboortenoverschot (geboorten- en sterftecijfers van resp. 45 %c en 14 %<). De gemiddelde verwachte levensduur bij de geboorte bedraagt 53 jaar. Libië heeft een zeer jonge bevolkingssamenstelling: 48,7 % is jonger dan 15 jaar en ca. 3,9 % is ouder dan 65 jaar.
De landbouw is van zeer ondergeschikt belang. Ca. 5 % van de oppervlakte wordt agrarisch gebruikt. Libië bereikte in 1970 een aardolieproduktie van bijna 162 mln. t. Na een tijdelijke vermindering steeg de produktie opnieuw; in 1978 en 1979 bedroeg die 96,2 resp. 101 mln. t, d.w.z. 3,2 % van de wereldproduktie. De produktie is geheel genationaliseerd in de Libyan National Oil Corporation. De voorraden worden op ca. 3,4 mln. tof 3,8 % van het wereldtotaal geschat. Het zwaartepunt van de aardoliewinning ligt nog steeds in het Sirtebekken.
POLITIEK In 1977 spitste het conflict met het buurland Tsjaad zich toe. In Tsjaad was al geruime tijd sprake van strijd tussen de regering en de bevrijdingsbeweging in het noorden (→ Frolinat). De regeringstroepen deden een vergeefse poging het uiterste noorden onder controle te krijgen en men beschuldigde de Libische regering van steun aan de opstandelingen. Er ontstonden gevechten tussen Libische en Tsjadische troepen. Libië ontkende dat gevechten hadden plaatsgevonden op grondgebied van Tsjaad. Op de conferentie van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE) in juli 1977 werd een commissie ingesteld om de partijen bij elkaar te brengen.
De spanningen duurden voort. In febr. 1978 schortte Tsjaad de diplomatieke betrekkingen met Libië op en verzocht om een spoedzitting van de Veiligheidsraad van de VN. Soedan deed een bemiddelingspoging en daarop trok de regering van Tsjaad de aanklacht in. Men kwam overeen het grensgeschil ‘in broederlijke geest’ te regelen. Op 22 mrt. vond in Libië de eerste ontmoeting plaats tussen vertegenwoordigers van de regering van Tsjaad en het Frolinat, onder voorzitterschap van Soedan. Libië vormde met Niger een militair comité om toezicht te houden op het bestand.
In april echter werden er nieuwe gevechten gemeld. Libië verschafte ook hulp aan de bevrijdingsbeweging van West-Sahara (Frente Polisario) en aan de islamitische beweging op de Filippijnen.
In het conflict inzake Oeganda, waar in april 1979 Idi Amin Dada door een Oegandees-Tanzaniaanse invasiemacht werd verjaagd, leed Kadhafi gezichtsverlies. Hij had tevergeefs getracht Amin op de troon te houden door een expeditiekorps van 2500 man ‘ter verdediging van de islam’ naar Oeganda te sturen.
In de loop van 1980 raakte Libië steeds verder in een internationaal isolement. De betrekkingen met Tunesië, Malta, Saoedi-Arabië en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie El Fatah werden geheel verbroken. Met de VS, Frankrijk en Groot-Brittannië kwamen de diplomatieke betrekkingen onder zware druk door een reeks aanslagen op de ambassades van die landen in Tripoli. De rechtstreekse militaire tussenkomst van Libië in het buurland Tsjaad ten gunste van president Queddei, in diens conflict met Hissène Habré, de leider van de strijdkrachten van Noord-Tsjaad (FAN), wekte de wrevel op van talrijke zwarte Afrikaanse landen. Ook het fusiebesluit begin 1981 tussen Tsjaad en Libië leidde tot bezorgdheid en afkeuring in Frankrijk en diverse Afrikaanse staten. Bovendien bleef de Libische oproep van 1.9.1980 om met Syrië een fusie aan te gaan een dode letter.
Ondanks de vaak gespannen relaties tussen Libië en een groot aantal andere landen, blijft Kadhafi dank zij de Libische olie- en deviezenrijkdom vrij veel invloed uitoefenen, niet alleen in de Arabische wereld maar ook in Afrika.
Het ambitieuze industrialiseringsprogram, waarin het lopende vijfjarenplan tot 1980 voorzag, bereikte in 1978 een beslissende fase. Gebrek aan geschoolde arbeidskrachten en een nog steeds ontoereikende infrastructuur bleken toen echter belangrijke knelpunten. Op het in dec. 1978 bijeengeroepen Algemene Volkscongres werd het Libische volk tot een extra krachtinspanning opgeroepen om deze knelpunten te overwinnen. Kadhafi kondigde aan dat een begin zou worden gemaakt met de instelling van arbeidscontrole in de fabrieken en met de ombouw van de samenleving tot een collectieve democratie. Sinds sept. 1980 waren arbeiders in het bezit gesteld van wettelijk eigendomsrecht in bedrijven, hotels, fabrieken en industrieën in de openbare sector.
Om zich beter aan de ‘revolutionaire actie’ te kunnen wijden, nam Kadhafi op 1.3.1979 ontslag als secretaris-generaal van het Algemeen Volkscongres. Tot zijn opvolger werd Abdel Atti el Abidi gekozen, de vroegere voorzitter van het Volkscomité (ministerraad). Kadhafi bleef echter de hoogste autoriteit van het land.
Ter gelegenheid van de tiende verjaardag van de Libische revolutie verweet Kadhafi de ambassadestaven in luxe te leven en riep hij de Libische studenten en arbeiders in het buitenland op de ambassades tot volksbureaus om te vormen. Dat gebeurde o.a. met de ambassades te Washington, Londen, Parijs, Bonn, Athene, Rome, Madrid en La Valletta.
In 1980 bond Kadhafi de strijd aan tegen de groeiende oppositie tegen zijn bewind. In het binnenland bestond er o.a. ontevredenheid bij een gedeelte van het leger na het mislukte Libische avontuur in Oeganda. De middenstand kwam in verzet tegen een nieuwe reeks nationalisaties. Kadhafi rekende af met de binnenlandse oppositie door in de loop van het jaar ca. 3000 militairen en ambtenaren onder het mom van corruptie te laten arresteren. Zijn tegenstanders in het buitenland (ca. 100000 bannelingen) werden op 28 april opgeroepen onmiddellijk naar Libië terug te keren. Deze oproep werd echter genegeerd, waarop in Italië, de VS, Groot-Brittannië en de BRD een reeks politieke moorden volgde.
In mrt. 1981 kondigde Libië plannen aan alle particuliere ondernemingen in het land in de loop van het jaar af te schaffen en het zakenleven in handen te leggen van economische volkscomités. Op langere termijn denkt Kadhafi ook het geld af te schaffen,