[<iris, regenboogvlies], v., (ook: irisdiagnostiek), een vorm van diagnostiek die er vanuit gaat dat stoornissen in het lichaam vastgesteld kunnen worden aan de hand van bepaalde vlekken, strepen e.d. op bepaalde plaatsen in de iris.
© De gewone, academische geneeskunde kent wel diagnostische betekenis toe aan bijzonderheden van de oogleden (b.v. ptosis), uitpuilen van de oogbol (exoftalmus), een gele verkleuring van het wit van de oogbol (bij geelzucht), verschillen in pupilgrootte van het linker- en rechteroog of verschil in reactie op licht links en rechts, maar zij kent geen diagnostische betekenis toe aan de bijzonderheden van de iris, een enkele uitzondering daargelaten. De iriscopie daarentegen heeft de studie hiervan systematisch ter hand genomen.
De eerste publikatie van een arts waarin gewezen wordt op de betekenis van de tekens in de iris bij het herkennen van ziekten was van P.Meyens (Chiromantiamedia, 1670). In 1786 promoveerde C.Haertels op De oculo et signo (Over de tekens in de ogen). Pas in 1881 krijgt de iriscopie weer een nieuwe impuls. In dat jaar nl. verscheen een boek van de Hongaarse arts I.von Peczely over de betekenis van de oogdiagnose. Zijn belangstelling hiervoor was gewekt, toen hij op 10-jarige leeftijd bij het vastpakken van een verstrikt zittende uil deze een poot brak. Op datzelfde moment zag hij een donkere plek in de iris van het dier verschijnen.
Hij werd arts en lette voortaan bij al zijn patiënten op bijzonderheden in hun ogen. Hij signaleerde kleur- en vormveranderingen en kon die in verband brengen met aandoeningen elders in het lichaam. Op den duur kwam hij tot een soort kartering van linker- en rechteriris (gepubliceerd in 1893).
Voorbeelden van ziektetekens in de iris zijn: wolk (plaatselijke irisverkleuring), lijn, open en gesloten hiaat, kloof, perforatie, wig, uit- of inbuiging van de pupilrand, ouderdomsboog (arcus senilis, ook in de allopathie bekend; een witte zone aan de buitenrand van de iris).
De eerste Ned. arts die de iriscopie toepaste (ca. 1930) was R.S.Zandt. Later was het vooral N.Bos, die veel heeft gedaan om de iriscopie ingang te doen vinden (Handboek der iriscopie, 1970).