politiek gemeenschapsakkoord dat ondertekend werd in het historische Egmontpaleis in Brussel tijdens het Belg. formatieberaad van mei 1977, tussen de partijen die het tweede kabinetTindemans zouden gaan vormen, nl. de christendemocraten, de socialisten, de Volksunie (vu) en het Front des Francophones (FDF). Het akkoord wil een eind maken aan de voortdurende conflicten tussen Nederlands- en Franssprekenden door middel van een staatshervorming waarbij regionale uitvoerende en wetgevende instellingen worden geschapen voor de Nederlandstalige en Franstalige gemeenschappen, resp. het Vlaamse, Waalse en Brusselse gewest.
Nog vóór de samenstelling van het nieuwe kabinet werd het Egmontpact op 28-29.5.1977 door de besturen van de regeringspartijen goedgekeurd, en wel steeds met een aanzienlijke meerderheid.Van Franssprekende zijde kwam er in eerste instantie weinig of geen kritiek, maar in Vlaanderen was dat anders. De tegenstanders van het akkoord voerden aan, dat de toekomstige regionale instellingen te weinig bevoegdheden kregen. Grote wrevel wekte vooral de regeling betreffende Brussel en het Vlaams-Brabantse randgebied daarvan: 1. de gelijkschakeling van de Vlaamse minderheid in de tweetalige hoofdstad met de Franse minderheid in het officieel ééntalige Brabant; 2. de voorgestelde bestuursbevoegdheid van de nieuwe regionale instellingen van Brussel en Wallonië over de Franssprekenden van een aantal Vlaams-Brabantse gemeenten; 3. het voorgestelde ‘inschrijvingsrecht’ van de inwoners van bepaalde Vlaams-Brabantse gemeenten, d.w.z. het recht om zich te laten inschrijven in een van de 19 gemeenten van de Brusselse agglomeratie, waarmee de ingeschrevene administratief, gerechtelijk, fiscaal en voor de Kamerverkiezingen als ingezetene van de Brusselse gemeente wordt behandeld en eventueel een beroep kan doen op de Franstalige procedure. Volgens de tegenstanders zal dit inschrijvingsrecht de verfransing van Brabant bevorderen. Toen de ondertekenaars van het akkoord, m.n. de voorzitters van de Christelijke Volkspartij, de Belg. Socialistische Partij en de vu, lieten weten dat het akkoord niet meer op wezenlijke punten kon worden gewijzigd, verenigden de tegenstanders zich in het zgn.
Egmontcomité, onder leiding van de voorzitters van de Vlaamse Volksbeweging, het liberale Willemsfonds en het katholieke Davidsfonds. Hun protestverklaringen lokten andere verklaringen uit ten gunste van het Egmontpact, zodat aan Vlaams-nationalistische zijde een breuk zichtbaar werd tussen voor- en tegenstanders. Mede als gevolg van uiteenlopende interpretaties van het akkoord richtte de regering op 2.9.1977 een comité op, samengesteld uit ministers en partijleiders, om de twee staatsssecretarissen voor de Hervorming van de Instellingen te begeleiden bij de uitwerking van de ontwerpteksten tot uitvoering van het akkoord. Ondanks een aanpassing van het pact in febr. 1978 door het Stuyvenbergakkoord kon het gemeenschapspact niet worden omgezet in een wet en leidde het in okt. 1978 tot de val van het tweede kabinet-Tindemans.