Gepubliceerd op 17-01-2021

Alcohol

betekenis & definitie

o., ben. voor een groep organische verbindingen; in engere zin: ethanol, m.n. voor het gebruik in alcoholische dranken.

© CONSUMPTIE. Het alcoholgebruik is sinds de jaren vijftig in vrijwel geheel Europa en NoordAmerika toegenomen. Frankrijk, tot dusverre het land met het hoogste verbruik per hoofd, vormt een uitzondering als gevolg van een dalend wijnverbruik, dat echter gepaard gaat met een toenemend gebruik van bier en gedistilleerd. Vergeleken bij andere landen is de stijging van het verbruik in Nederland opvallend groot. Sinds 1952, het jaar waarin het Centraal Bureau voor de Statistiek het laagste verbruikscijfer sinds het jaar 1875 aangaf, is het totale alcoholverbruik per hoofd tot meer dan het vijfvoudige gestegen, waardoor het nu zelfs hoger is dan aan het einde van de 19e eeuw.

In Nederland is het relatieve aandeel van de sterkedrank in het totale verbruik van alcohol van ruim 70 % in 1875, teruggelopen tot 34 % (d.w.z. ca. 3 1 per hoofd per jaar) in 1975—76; dat van bier steeg van 25 % naar 49 % (ca. 80 1 per hoofd per jaar); dat van wijn nam toe van minder dan 5 % tot 17 % (ca. 11 1 per hoofd per jaar).

In België bleef bier verreweg de meest gebruikte drank, met 130 1 per hoofd per jaar in 1975, tegen 1121 in 1960 (resp. 92,3 % en 85,7 % van het totale alcoholgebruik). De consumptie van sterke drank steeg van 1,51 (1,3 %) per hoofd per jaar in 1960 tot 41 (2,6 %) in 1975. Voor wijn bedroeg het verbruik 7,75 1 (6,4 %) in 1960 en 17,8 1 (11,7 %) in 1975. De Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek van Alcohol en Druggebruik (swoAD) heeft in juli 1978 een rapport uitgebracht, waarin zij o.a. concludeert dat geheel volgens verwachting door steeds meer mensen meer en vaker geschonken wordt,5de houding tegenover het alcoholgebruik toleranter is geworden en dat meer mensen drank in huis hebben. Enkele factoren die tot de stijging van het alcoholgebruik hebben bijgedragen zijn de toegenomen welvaart (stijging van de reële inkomens); de relatieve daling van de prijzen van alcoholhoudende dranken, voornamelijk door het achterwege blijven van een inflatiecorrectie op de accijnzen en de gewijzigde drinkgewoonten. De verschillen in drinkgedrag tussen mannen en vrouwen zijn kleiner geworden en het alcoholgebruik begint op jeugdiger leeftijd.

Aangetoond is dat het aantal excessieve drinkers (personen die meer alcohol drinken dan gebruikelijk geacht wordt) en het aantal echte alcoholisten in een bevolking nauw samenhangt met het gemiddelde alcoholverbruik per hoofd, ongeacht of dit plaatsvindt in de vorm van gedistilleerd, bier of wijn. Het percentage excessieve drinkers is in 1977 voor Nederland becijferd op ca. 4,5 van de totale bevolking, het percentage alcoholisten op ruim 2. De gevolgen van het gestegen alcoholverbruik weerspiegelen zich in een toename van het aantal op overmatig alcoholgebruik wijzende ziektegevallen, zoals levercirrose, alcoholische polyneuritis (vitamine B,-tekort), syndroom van Korsakov (inprentingsstoornissen, het vertellen van fantastische verhalen om geheugenstoornissen te verbergen), syndroom van Wernicke (ernstig vitamine B,-gebrek), alcoholencefalopathie (dementie) en alcoholepilepsie.

Er is vanuit de mens- en de gedragswetenschappen een toenemende tendens om excessief alcoholgebruik, evenals druggebruik, te beschouwen als een vorm van afwijkend gedrag, veroorzaakt o.a. door stoornissen in de intermenselijke relaties. Bij deze zienswijze past uiteraard een andere therapeutische aanpak dan de medisch-sociale benadering, waarop de consultatiebureaus voor alcoholisme zich in het algemeen richten.

In Nederland zijn er een twintigtal Consultatiebureaus voor Alcohol en Drugs, die te zamen in 1978 meer dan 15000 alcoholverslaafden opvingen. Recent groeiende alcoholprobleemgebieden zijn: de bierdrinkende jeugd, de sherrydrinkende huisvrouw, de roeszoekende werkloze, de vereenzaamde flatbewoner en bejaarde.

Litt. R.Sijmons, Dranken in Nederland (1976).

MOTORBRANDSTOF. Alcohol (zowel methanol als ethanol) is een goede brandstof voor explosiemotoren. Het heeft een hoog octaangetal (is dus klopvast) en kan gebruikt worden bij grotere compressieverhoudingen. Met betrekkelijk kleine veranderingen, m.n. aan carburateur en brandstofinspuiting, kan de motor geschikt gemaakt worden voor zuivere alcohol. Nog minder wijzigingen zijn nodig om een motor op een mengsel van benzine en alcohol (→ gasohol) te laten lopen, TNO heeft een apparaat ontwikkeld waarmee een motor kan lopen op benzine of alcohol of een mengsel van beide in elke verhouding. Voordelen van alcohol als brandstof zijn naast economische vooral de geringe luchtverontreiniging (geen antiklopmiddel toegevoegd). Nadelen zijn de problemen bij een koude start (m.n. bij gebruik van zuiver alcohol) èn het feit dat er meer van meegevoerd moet worden omdat alcohol een kleinere energiedichtheid heeft dan benzine (slechts de helft).

Bij grootschalig gebruik van alcohol als motorbrandstof moeten er nieuwe bronnen van alcohol ontwikkeld worden. Een groot potentieel is hiervoor gelegen in de biomassa. Enerzijds kan door fermentatie uit plantaardige suiker ethanol worden gewonnen. Deze bron is m.n. in de vochtige tropen (suikerriet) van belang. Anderzijds kan uit cellulose methanol worden gemaakt (mogelijk kan stadsafval voor een belangrijk deel de behoefte dekken).

De toepassing van alcohol als motorbrandstof heeft m.n. in Brazilië al een grote vlucht genomen. Er rijden daar ca. 350000 auto’s op pure alcohol, terwijl de benzine altijd vermengd is met 20 % alcohol; deze wordt gewonnen uit suikerriet. Afb.p.25.