Benaming voor het tijdvak in de Europese geschiedenis tussen Oudheid en Nieuwe Tijd, traditioneel gedateerd ruwweg tussen 500 en 1500.
In de Nieuwe Tijd beschouwd als een barbaars intermezzo tussen de tijd van de klassieke beschaving en de zogenoemde wedergeboorte daarvan. Reden waarom de middeleeuwen lange tijd een negatief imago hadden. Inmiddels is dit beeld volledig bijgesteld. Sinds de 19e eeuw is meer en meer aangetoond dat gedurende de middeleeuwen op tal van vlakken de basis is gelegd voor de latere ontwikkelingen en tevens dat toen culturen tot bloei kwamen die een intrinsieke waarde hadden. Daarnaast werden de middeleeuwse ontwikkelingen steeds meer beoordeeld binnen de plaatselijke kaders, hetgeen ook leidde tot lokale karakteriseringen en tijdsindelingen. De eigen aard, waarde en nalatenschap van de vroegste middeleeuwen kwamen het laatst in beeld: nog in recente publicaties wordt deze begintijd als de Donkere Eeuwen (Dark Ages) aangeduid, een restbenaming die niet langer houdbaar is. Deze herwaardering geldt zeker voor de Friese middeleeuwen. De middeleeuwen worden onderverdeeld in vroege, volle en late middeleeuwen. Onder archeologen is het gebruikelijker te spreken van vroege en late middeleeuwen, maar deze indeling verdient niet de voorkeur. De Friese middeleeuwen beginnen rond 350/400, dat wil zeggen even na het wegtrekken van de (meeste) Oude Friezen en even voor het moment waarop Fryslân nieuwe bewoners trok of anders de bevolking weer ging groeien (& Volksverhuizingstijd). Men kan de middeleeuwen in Fryslân (symbolisch) laten aflopen in 1498, toen hertog Albrecht III van Saksen door keizer Maximiliaan tot potestaat van Friesland werd benoemd.