Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Gepubliceerd op 10-01-2025

IJstijden

betekenis & definitie

Een ijstijd is een periode waarin het klimaat aanzienlijk kouder is dan tegenwoordig.

Er heerst dan een toendra-¬ dan wel sneeuwklimaat. Over het algemeen wordt in Nederland in het Pleistoceen uitgegaan van minimaal vijf ijstijden die afgewisseld worden door vier warmere interglacialen. In Fryslân is slechts een keer een ijsbedekking geweest, namelijk in de voorlaatste ijstijd (Saalien) tussen de 200.000 en 130.000 jaar geleden. Hierna volgde een interglaciaal Eemien en de laatste ijstijd, het Weichselien waarin het ijs niet tot Nederland kwam, maar hier wel een toendraklimaat heerste. IJstijden en interglacialen worden met behulp van o.a. pollenanalyse (het onderzoek van de stuifmeelkorrels van planten) onderzocht, verder zijn kryoturbatie (het verstoren van gelaagdheid door vorst en dooi) en stuwwallen aanwijzingen. Tijdens het Saalien schoof het landijs in een aantal fases in zuidwestelijke richting over Fryslân. In een van de laatste fases was er een ijstong die door wegschuiven van zand in Gaasterland een stuwwal vormde. In de laatste fase van het Saalien drong het ijs nog verder in Nederland door en schoof over Gaasterland heen waardoor de kersenpff stuwwal werd afgevlakt (overreden). Ook in de rest van Fryslân lag toen grondmorene van het landijs. De grondmorene bestaat uit keileem (leem met keien tot de grootte van hunebedstenen). Alleen op de kliffen bij Gaasterland en in het oosten van Fryslân ligt het keileem op of vlak onder het oppervlak. In het Weichselien werd heel Fryslân met een noordenwind onder gestoven door dekzand dat in duinen is afgezet. In het oosten van de provincie liggen deze nu vaak nog aan de oppervlakte.

Zie: Mulder, F.J. de e.a., De ondergrond van Nederland (2003).

< >