Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Gepubliceerd op 10-01-2025

Go

betekenis & definitie

In de 10e eeuw wordt het huidige Westergo aangeduid als Westergou en in de 11e als Westergowe.

De oudste naamvarianten, Uuistrachia (achtste eeuw) e.d., eindigden op ‘ach', met de oorspr. betekenis ‘eiland', werden vervangen door ‘go'. Voor Oostergo geldt hetzelfde: Eustrachia (8e eeuw) en Ostrogowe (11e eeuw). Van het derde go in Fryslân, Sutrachi (9e eeuw) bestaan geen govarianten of het moet indentiek zijn aan Suthegoe (12e eeuw), hetgeen niet onwaarschijnlijk is. De grens tussen Oostergo en Westergo werd grotendeels gevormd door de Boarn, die noordelijk later uitgroeide tot de Middelzee. Die Z. van de plek waar de Boarn, hier Mûzel geheten, samenviel met een rivier vanuit het zuiden, heeft een kunstmatig karakter. De zuidelijke grens van Westergo lag oorspr. op de plek waar klei overging in veen, maar verschoof met het in cultuur brengen van de veengebieden verder naar het zuiden tot de grens met het ontginningsgebied vanuit Stavoren was bereikt. De westelijke was het Fly/Vlie, later de Zuiderzee. De oorspr. zuidelijke grens van Oostergo was it Alddjip; de oostelijke werd gevormd door de Lauwers. Uit de overlevering van de namen blijkt dat go in genoemde namen secundair is en rond 1000 een ouder element vervangt. Veelal wordt go gelijk gesteld met gouw, waarvan ‘gebied' de oorspr. betekenis is (& Ga). Aangezien het Frankische rijk in gouwen of graafschappen was verdeeld, wordt aangenomen dat het in genoemde namen om een graafschapsgebied gaat. Het is zeker dat Westerlauwers-Friesland een graafschap was. Of het altijd om één graafschap is gegaan, dan wel twee (Stavoren naast de combinatie Westergo en Oostergo) of drie is onduidelijk, al lijkt dat laatste het meest voor de hand te liggen.

Naast de graafschapsverklaring bestaat de opvatting dat het bij go om een landschapsaanduiding gaat (zoals Nfr. gea) die zou samenhangen met kerspel (i.e. echter ‘ga') en vervolgens met een vroege indeling in decanaten. Die kwam (1230) overeen met de drie genoemde goën. Later zouden in Oostergo splitsingen zijn opgetreden waarbij weer een go-naam, Bornego, werd ingevoerd. Gezien het tijdstip waarop de namen met go verschijnen, niet-Friese varianten van gouw/Gau e.d., lijkt er samenhang te zijn met het doorvoeren van sterker grafelijk gezag in Westerlauwers-Friesland in deze periode. Dat men daarbij de elders gangbare aanduiding voor een graafschapsgebied hanteerde, is waarschijnlijk.

Overname door de kerk van deze namen als (Nederlandstalige) decanaatsaanduidingen ligt voor de hand, omdat de kerkelijke indeling immers goeddeels samenviel met de wereldlijke. De latere verdeling van Westergo in drie districten (rond Franeker, Bolsward en Sneek) loopt bijv. ook parallel met de verdeling van hetzelfde gebied in drie decanaten. Sudergo (& Zuidergo) verliest de go-aanduiding al spoedig en wordt al in de 11e eeuw overwegend aangeduid als het graafschap Staveren. Landverlies leidde ertoe dat het restant van het westelijke deel bij Westergo werd gevoegd.

De bestuurlijke ontwikkeling van Fryslân na 1500 leidde ertoe dat er in de Staten van de provincie kwartiersgewijs werd gestemd. Westergo en Oostergo waren de twee belangrijkste. Het jongere Zevenwouden vormde het derde kwartier, terwijl de gezamenlijke steden de vierde stem hadden. Hoewel sinds 1813 Westergo en Oostergo geen functionele aanduidingen meer zijn (er werd niet meer kwartiersgewijs gestemd) bleven de namen als gebiedsaanduidingen voor dezelfde streek in gebruik. Ze werden in het Fries slechts licht aangepast tot Westergoa, resp. Eastergoa.

Zie: Algra, N.E., Oudfries Recht 800-1256 (2000) 102-104; 110-112;Frieslands Oudheid 138-147; Jappe Alberts, J., ‘Middeleeuwen', in: Berg, H.M. van den, Noordelijk Oostergo. Ferwerderadeel (1981) 7-19; Kalma, J.J. e.a. red., Geschiedenis van Friesland (1973) 172-173.

< >