Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Gepubliceerd op 10-01-2025

Frisia

betekenis & definitie

Friestalig literair tijdschrift (1917-1936).

Verscheen maandelijks. Blad van Douwe Kalma en diens Jongfryske Mienskip (1915). De bloeiperiode van het tijdschrift lag tussen 1917 en 1922. Dit wordt weerspiegeld in de verschijningsfrequentie van het tijdschrift; dat verscheen in de eerste helft van 1921 wekelijks, in de tweede helft nog tweewekelijks. Vanaf 1922 was Frisia niet meer het tijdschrift van de Mienskip, maar van de Fryske Bibleteek. Daarmee verloor het een belangrijk deel van zijn achterban. Het moest terrein bieden aan het concurrerend literair tijdschrift De Holder (19261929). Na de opheffing in 1936 nog tien jaar voorgezet als Frisia-rige, een serie van zo'n 40 afzonderlijke uitgaven van o.a. proza en poëzie. Frisia is wel gekarakteriseerd als het blad van de avant-garde. Die was echter meer politiek dan literair van aard. De Jongfryske Mienskip en Frisia, jongerenbeweging en -tijdschrift, concurreerden met het oudere Selskip 1844 (& Selskip foar Fryske Taal en Skriftekennisse) en Fryslân. Frisia verscheen aanvankelijk bij uitgeverij Osinga en telde toen maandelijks 32 pagina's (twee keer zoveel als Fryslân). Vanaf 1927 nam Brandenburgh de uitgave over. Hoewel Frisia de geschiedenis is ingegaan als het blad van Douwe Kalma, bood het een podium aan jonge medewerkers, zoals M. Baersma, J.P. Wiersma, R. Brolsma (diens populaire roman Groun en minsken verscheen in afleveringen in Frisia), S. Kloosterman, T.E. Holtrop, A. Jousma, J.H. Brouwer, F. Schurer, R.P. Sybesma, E.B. Folkertsma, J. Piebenga. Een deel van hen zette de door Kalma gewenste literaire vernieuwing na de Tweede Wereldoorlog voort in De Tsjerne.

Zie: Zolang de wind 98-99; Dam, F., ‘Ta ‘De Holder'', IB XLIII (1981) 127-133, Biweging 210-252, 314; EVF 302.

< >