Stad (593-195) in de gemeente Dongeradeel, tot 1984 een zelfstandige gemeente.
Oppervlakte ca. 988 ha. Ligging en stedelijke verschijningsvorm De natuurlijke omgeving waarin Dokkum is ontstaan bestond ongeveer 1500 jaar geleden uit een waddenlandschap van kreken, kwelders en moerassen. Daar liep een zeearm doorheen, het (latere) Dokkumer Djip, waar ter plekke van (het latere) Dokkum kreken in uitmondden (nu: de Peazens en Suderie). Enkele kilometers naar het Z. lag de rand van een uitgestrekt, op zand gelegen hoogveengebied (nu: de Dokkumer Wâlden). De bevolking woonde in dit waterrijke gebied op terpen. Op de plek waar missionaris Bonifatius in 754 de dood vond werd kort daarna een terp voor een gedachteniskerk (Dockyn-chirica) en een religieus centrum opgeworpen (thans: de Markt). Daarmee werd Dokkum een voorpost van het aartsbisdom Utrecht. De beschermheiligen waren Martinus en Bonifatius. Later, maar vóór 1175, werd hier een premonstratenzer abdij gebouwd. Rond het jaar 1000 is het Dokkumer Djip bedijkt. Vanaf 1300 is die zeearm, het eerst bij Raerd in de buurt van Klooster Klaarkamp, vanuit het O. naar het W. in etappes door sluizen afgesloten. In 1583 werd de sluis (nu: De Zijl) om militaire redenen binnen de wallen van Dokkum gebracht. Binnen de stad deden het Kleinen Grootdiep vervolgens dienst als aanlegplaatsen voor handelsschepen en voor de schepen van de Friese Admiraliteit die hier was gevestigd (1597-1645). De scheepvaart bracht Dokkum tot bloei. Wat betreft stedelijke verschijningsvorm vertoont de monumentale binnenstad van Dokkum nog steeds de kenmerken van de handelsnederzetting die het ooit was.
Vrijwel in het centrum van de stad bevindt zich de centrale waterloop met aanlegplaatsen (langs Kleindiep en Grootdiep). Daar dichtbij liggen de voor de vroegere handel belangrijkste openbare gebouwen: het Stadhuis bij de Zijl en de Waag bij de Breedstraat (vm. markten handelsplaats). Rond de Markt, op het hoogste punt van de stadsterp (ca. +7 m. NAP), is het religieuze centrum met twee kerken. Langs de grachten en de straten van Dokkum staan 17een 18e-eeuwse koopmansen patriciërshuizen. De namen van de ‘markten' in het centrum (zoals: Bargemerk, Koornmarkt, Suupmarkt, Vleesmarkt en Boterstraat) verwijzen naar de vroegere marktfunctie van de stad.
Tot het begin van de 20e eeuw bleef de stedelijke bebouwing van Dokkum grotendeels tot het gebied binnen de wallen beperkt. Daarna werden op bescheiden schaal huizen gebouwd langs de invalswegen (Woudweg, Altenastreek) en, in de buurt van het station van de lokaalspoorweg, langs Stationsweg en Eelaan. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen omvangrijke nieuwbouwwijken tot stand, deze liggen nu als een krans rond de stad. Vanaf de jaren 1950 zijn dat de Hoedemakerspolder, de Fonteinslanden en It Fûgellân. Vanaf de jaren 1970: de Woudhorne, Jantjeszeepolder, Weeshuislanden en Kooilanden. De nieuwste uitbreidingswijk is De Trije Terpen. Dokkum is altijd het verzorgend en dienstverlenend centrum geweest voor NO.-Fryslân. In de stad waren en zijn veel winkels, vooral langs de handelsstraten in de binnenstad. Het nieuwste winkelgebied ‘Zuiderschans' ligt echter buiten het centrum.
Ook onderwijs- en gezondheidszorginstellingen, waaronder een ziekenhuis, zijn aanwezig. De meeste daarvan liggen nabij de invalswegen. In de binnenstad is het gemeentehuis van Dongeradeel (met het stadhuis van Dokkum als kern) gevestigd. Via de provinciale weg N361 is Dokkum verbonden met Leeuwarden en Lauwersoog (veer naar Schiermonnikoog). De N356 is de weg Holwerd (veer naar Ameland)-DokkumDamwâld-Feanwâlden-Burgum-A31. Dokkum heeft tamelijk moeizame wegverbindingen met andere economische- en bevolkingsconcentraties, niet alleen met Leeuwarden, Drachten en Groningen, maar ook met de Randstad. Om dat te verbeteren is in 2012 gestart met de aanleg van een vierbaans autoweg (‘de Centrale As') van Dokkum naar de A31 (Drachten-Leeuwarden).
Geschiedenis en economische ontwikkeling.
De naam Dokkum wordt in de negende eeuw genoemd als de plek waar de Angelsaksische missionaris en aartsbisschop Bonifatius (672-754) is vermoord. In de loop der tijd zijn verscheidene naamsvarianten gebruikt: Dockinga, Tochingen, Doccvgga en Docking. Vanaf de 18e eeuw is de naam officieel Dokkum. Na de moord op de missionaris en zijn metgezellen ontwikkelde zich rond de gedachteniskerk een kleine nederzetting. Later kruiste een landweg daar de zeearm (Dokkumer Djip). Dit versterkte de centrale ligging, en daarmee de handelsmogelijkheden, van de jonge nederzetting.
In het begin van de 11e eeuw vond in Dokkum muntslag plaats, hetgeen wijst op een belangrijke handelsfunctie. Dokkumer munten werden tot in Noord-Scandinavië en de gebieden rond de Finse Golf terug gevonden. In de 14e eeuw werd vanuit Dokkum handel gedreven op Hamburg, Scandinavië en Engeland. In de periode van de zgn. Friese Vrijheid (1250-1498) streden in Fryslân Schieringeren Vetkoperse partijen om macht en invloed. Tijdens die twisten werd Dokkum enkele malen ingenomen en gebrandschat. In 1572 gebeurde hetzelfde door troepen van de Spaanse stadhouder Caspar de Robles (de zgn. Waalse furie). In 1579 sloot Dokkum zich aan bij de Unie van Utrecht. Daarop werd de strategisch gelegen stad versterkt met wallen en dwingers van 5,5 m. hoogte en voorzien van brede grachten. Van 1597 tot 1645 was Dokkum de zetel van de Friese Admiraliteit.
Aan de bloeiperiode van de plaats kwam in de loop van de 17e eeuw een einde vanwege dichtslibbing van het Dokkumer Djip en het bijna-faillissement van de stad door de aanleg van de Strobosser Trekfeart (1654-1656). Dokkum transformeerde zich vervolgens tot een rustig landstadje. De stad werd het markten verzorgend centrum van het omringende agrarische gebied, wat nog steeds te zien is aan de aanwezige detailhandelsondernemingen. Ook grossierderijen en groothandels zijn lang in Dokkum sterk vertegenwoordigd geweest. Later ontwikkelde Dokkum zich tot knooppunt van bodediensten en regionaal openbaar vervoer. De plaats fungeerde van 1880 tot 1947 als eindstation van de Nederlandse Tramweg Maatschappij. De spoorwegmaatschappij, de Noord-Friese Locaalspoorweg Maatschappij (‘Het Dokkumer Lokaaltsje') deed Dokkum van 1901 tot 1936 aan voor het vervoer van passagiers, voor goederenvervoer tot 1972.
Gedurende de 19e eeuw waren Dokkumer nijverheid en ambacht vooral gericht op het verwerken van agrarische producten (kaas, cichorei, wol, vlas) en het produceren van goederen voor de directe omgeving. Maar de toenmalige arbeidersaantallen in Dokkum bleven bescheiden (<40%), zelfs voor Friese begrippen. Vanaf het midden van de 20e eeuw maakte Dokkum een sterke ontwikkeling door. In de jaren 1950 en 1960 voerde de rijksoverheid een krachtig industrialisatie- en regionaal ontwikkelingsbeleid. Aanleiding daartoe waren de sterke terugloop van arbeid in landbouw en lokaal kleinbedrijf en de forse bevolkingstoename. Dokkum werd aangewezen als secundaire industrialisatiekern en kreeg toegang tot allerlei stimuleringsmaatregelen en -subsidies. Voor de stad resulteerde dat in een stevige werkgelegenheidsgroei en een verbeterde infrastructuur (bedrijventerreinen De Hogedijken en Betterwird, aanleg rondweg).
Diverse industrieën vestigden zich in de stad, waaronder metaal-, textiel- en machinefabrieken. Ook al langer in Dokkum gevestigde ondernemingen - zoetwaren, textielbedrukking, houtopslag en -bewerking, busvervoer - breidden zich uit. Door toenemende werkgelegenheid, grotere mobiliteit, ontwikkeling van het forensisme en dalende gezinsgrootte nam de vraag naar woningen sterk toe. Daaraan werd tegemoet gekomen door de aanleg van de eerder genoemde nieuwbouwwijken. Sinds de jaren 1970 legt Dokkum zich toe op het stimuleren van toerisme. De stad ligt aan de ‘staande mast-route' van het Lauwersmeergebied naar het Friese merengebied, wat aanloop en overnachtingen met zich meebrengt. Ook het cultuur- en bezinningstoerisme (Dokkum als bedevaartstad) zit in de lift.
Bevolking en onderwijs.
In januari 2014 telde Dokkum 12.615 inwoners, waarvan 3% westerse en 3% niet-westerse allochtonen. Tussen het begin van de 18e eeuw en het midden van de 20e eeuw was het inwonertal van Dokkum verdubbeld: in 250 jaren van goed 3.000 inwoners naar bijna 6.000. In de 25 jaren ná 1950 verdubbelde de bevolkingsomvang echter eveneens. In een overzicht: 4.006 (1840), 4.099 (1900), 5.877 (1950), 10.923 (1975), 12.437 (2000). Dit is niet alleen een blijk dat de naoorlogse economische stimuleringsmaatregelen voor Dokkum effect sorteerden, maar eveneens een gevolg van het in die periode toegenomen woningaanbod. Ook de sterke groei van de dienstensector in Dokkum speelde hierbij een rol.
Dokkum beschikt over de gebruikelijke scholen voor openbaar, r.-k. en p.c. basisonderwijs. Daarnaast is er een p.c. scholengemeenschap voor VMBO, LWOO, Havo en VWO (Dockinga College) en een onderbouw-Havo en -VMBO scholengemeenschap met Dalton werkwijze (Piter Jelles Dalton Dokkum). Verder is nog een school voor Christelijk praktijkonderwijs in Dokkum (de J.J. Boumanschool) en heeft het ROC Friese Poort er een vestiging. Voor HBO en universitair onderwijs moeten studenten naar Leeuwarden of Groningen reizen.
Bestuur en religie.
Dokkum was (1811-1816) een zelfstandige mairie met 3.167 inwoners. Lang is Dokkum opgesloten geweest op een beperkt grondgebied (32 ha.); niet groter dan wat de bolwerken omvatten. Dit hinderde niet alleen de economische expansie van de stad, ook op het gebied van huisvesting leidde het kleine grondgebied tot overvolle en onwenselijke woonomstandigheden. In 1926 vond bij wet de eerste grondannexatie plaats, in 1965 de tweede. Beide grensaanpassingen gaven ruimte voor woningbouw en de aanleg van infrastructurele voorzieningen. In 1984 fuseerde de gemeente Dokkum met de gemeenten Oost- en Westdongeradeel tot de gemeente Dongeradeel, met als bestuurscentrum Dokkum. De opvattingen van het Dokkumer gemeentebestuur droegen lang het zegel van het burgerlijk liberalisme. Vanaf het begin van de 20e eeuw werd, parallel aan de kerkelijke ontwikkelingen in Dokkum, de invloed van Christelijke politiek en meer conservatieve opvattingen in het stadsbestuur sterker. In 1956, op het hoogtepunt van de verzuiling, kregen ARP en CHU samen 55% van de stemmen, de PvdA had 32% en de VVD 6%. Sinds die tijd is de deconfessionalisering van de politiek wel toegenomen, maar ook begin 21e eeuw zijn de politieke opvattingen nog relatief sterk confessioneel gekleurd.
De godsdienstige gezindheid van Dokkum en omgeving laat zich als tamelijk orthodox-protestants omschrijven. Voor Dokkum is die oriëntatie opmerkelijk, omdat de stad tot het eind van de 19e eeuw bekend stond als liberaal en vrijzinnig. Vanaf het begin van de 20e eeuw nam in de stad de invloed toe van meer rechtzinnige geloofsopvattingen, zoals aangehangen binnen de synodaal gereformeerde kerk en de orthodoxe richting binnen de Nederlandse hervormde kerk. Een en ander mede als gevolg van de annexatie van grondgebied van enkele overwegend orthodox-protestantse buurgemeenten. Tegenwoordig is het aantal kerkelijk aangeslotenen in Dokkum sterk verminderd. De rooms-katholieke Kerk houdt met bedevaarten naar de ‘Bonifatiusstad' Dokkum, in het bijzonder naar het bij de Bonifatiusbron gelegen Bonifatiuspark (1926) met in neo-romaanse stijl gebouwde kapel (1934), de herinnering aan deze missionaris levend. In Dokkum is de Verenigde Christelijke Gemeente gevestigd. Dit kerkgenootschap is opgericht in 1789. Het is een gecombineerde gemeente van zowel de Remonstrantse als de Doopsgezinde Broederschap. De gemeente maakt gebruik van een kerkgebouw in neoclassicistische stijl.
Cultuur en sport.
De gave en monumentale binnenstad van Dokkum is aangewezen als beschermd stadsgezicht. De stad telt 144 rijksmonumenten, ook de imposante omwalling van de stad behoort daartoe. De meest memorabele gebouwen zijn: het Stadhuis bij de Zijl met rijk rococo interieur (in 1608-1610 gebouwd op de restanten van een stins, daarna herhaaldelijk verbouwd), het Admiraliteitshuis (uit 1618, zetel van de Friese Admiraliteit 1597-1645), de Waag (vernieuwd in 1752, gebruikt als boterwaag en als onderkomen van de wacht), de Grote of Sint Maartenskerk (protestants, 15e eeuw, met rijk interieur) en de Sint Martinus of Bonifatiuskerk (r.-k., 1869, architect P.J.H. Cuypers, met relieken). Verder aan de Zijl drie fraaie panden uit 1622 met trapgevels, aan de Markt een voormalig weeshuis (1854, neoclassicistisch) en een oudeliedenhuis (St. Laurentiusgasthuis). Op de dwingers van de bolwerken staan twee stellingmolens: de Hoop uit 1849 en de Zeldenrust uit 1862. Een aanzienlijk aantal huizen in Dokkum draagt rijk gedecoreerde gevelstenen. In het Admiraliteitshuis is het streekmuseum gevestigd met vaste en wisselende exposities.
Memorabel is het bestaan van het in 1778 opgerichte Dokkumer leesgezelschap ‘Ledige Uren Nuttig Besteed', een nog steeds actieve uiting van Nederlandse, 18e-eeuwse genootschapcultuur. Eens in de vier jaar is Dokkum toneel voor uitgebreide stadsfeesten. Dokkum heeft een breed aanbod aan sportvoorzieningen. Zo zijn er, naast gymzalen en sportvelden, onder meer twee sportveldencomplexen, twee sporthallen, een tenniscentrum en een overdekt zwembad (Tolhuisbad). Ook is er een manege en is bij het Harddraverspark een camping met jachthavenaccommodatie gevestigd.
De Koninklijke IJsclub Dockum is de oudste ijsclub van Nederland, opgericht in 1840. De club heeft de beschikking over een ijsbaan aan de Birdaarderstraatweg. In de jaren 1980 speelde het vrouwenteam van de Dokkumer Volleybal Club nationaal en internationaal topvolleybal. Dokkum is vermaard als de meest noordelijke stempelplaats van de Elfstedentocht en is de noordelijkste stad van Nederland.
Zie: Betten, E., Het boek van de Ee (2014); Dragt, G.I.W., De Admiraliteit in Dokkum 1597-1645 (2012); CBS, Gemeente op Maat: Dongeradeel (2011); Bouma, A. e.a., Dokkum verandert: vernieuwingen in het oude stadscentrum (2009); Arjaans, J. e.a., Gevelstenen in Dokkum (2008); Buursma, A., Middenstand in Dokkum: daar is meer te koop als spieringen en granaeten (2008); Schroor, M., Geschiedenis van Dokkum (z.j. [2004]); Post, P.G.J., Het wonder van Dokkum: verkenningen van populair religieus ritueel (2000); Romain, W-P., Bonifatius: Grondlegger van Europa (1990); Karstkarel, P., Het stadhuis van Dokkum (1989); Dragt, I. e.a., Dokkum, beeld van een stad (1986); Griede, J.W., Het ontstaan van Frieslands Noordhoek (1978); E 457-458; EVF 253-254; www.dongeradeel.nl; www.lunb.nl; www.hicnof.nl.