Gepubliceerd op 04-08-2020

Zaak

betekenis & definitie

Zaak, v. (zaken), iets (ligchamelijks of denkbeeldigs) dat bestaat, ding, voorwerp; onderwerp, punt van behandeling; daad, bedrijf; proces, regtsgeding; de zaken, handelsbedrijf; (ook) omstandigheden; zijne zaken staan slecht, hij verkeert in eenen ongunstigen toestand; het is - dat..., het behoort, het is nuttig of noodig dat...; nu ter zake, thans gaan wij tot ons eigenlijk onderwerp over; ter zake van, wegens, om, ter oorzake van; het zijn uwe zaken niet, het betreft u niet, gij behoeft er u niet mede te bemoeijen.

*-BEZORGER, m. (-s), die zaken voor iem. waarneemt of behandelt.
*-GELASTIGDE, m. (-n), gevolmagtigde, die in last heeft voor of namens iem. te handelen of iets te verrigten.
*-VERSLAG, o. (-en), proces-verbaal.
*-VOERDER, m. (-s), zaakbezorger, agent. -SCHAP, o. agentschap.
*-WAARNEMER, m. (-s), die voor een ander zaken verrigt.