Gepubliceerd op 04-08-2020

Zaaibaar

betekenis & definitie

Zaaibaar, bn. (-der, B. ...arer, -st), gezaaid kunnende worden, te zaaijen.

*...BLOEM, v. (-en).
*...BOON, v. (-en), boon die gezaaid wordt.
*...JEN, (B. ...IEN), bw. gel. (ik zaaide, heb gezaaid), zaad in den grond strooijen; (fig.) verspreiden; tweedragt - (stoken); (fig.) het geld is dun bij hem gezaaid, hij is niet bemiddeld.
*...JER, (B. ...ER), m. (-s), die zaait; (ook) soort aardappel.
*...JING, v. het zaaijen.
*...KOREN, o. gmv.
*...KORF, m. (...ven).
*...LAND, o. (-en), grond geschikt om bezaaid te worden.
*...LING, m. (-en), soort vlas of hennep.
*...MAAND, v. (-en), maand waarin gezaaid wordt.
*...MAND, v. (-en), mand waaruit gezaaid wordt.
*...PLANT, v. (-en).
*...PLOEG, m. (-en), (landb.) zek. gereedschap.
*...SEL, o. gmv. wat gezaaid is.
*...TIJD, m. gmv. tijd wanneer gezaaid wordt.
*...VELD, o. (-en), zaailand.
*...WEDER, o. gmv. weder gunstig om te zaaijen.
*...ZAAD, o. (...aden).
*...ZAK, m. (-ken).