Gepubliceerd op 04-08-2020

Waard

betekenis & definitie

Waard, m. (-en), herbergier, hospes, huisbaas; bedijkt land; mannetjes-eend, woerd; (fig.) de rekening buiten den - maken, zich misrekenen; den kreupelen - slaan, alles kort en klein slaan, alles stuk slaan. *-, bn. en bijw. (meer -, meest -), waarde hebbende; dit is vijf gulden -, vijf gulden mag men er voor geven; hij is niet - (verdient niet) dat...; (fig.) de kool is het sop niet -, de zaak is van te weinig gewigt om er zooveel omslag over te maken. *-, dierbaar; -e vriend.

*-E, v. gmv. prijs, waardij; zek. geldsom die voor iets betaald moet of kan worden om in het bezit er van te geraken; bedrag (b.v. van eenen wisselbrief); -ontvangen, - genoten, - in rekening; in - (eere) houden, achten, zorg dragen (voor); van nul en geener -, nietig. -, allooi (van goud of zilver).