Gepubliceerd op 04-08-2020

Waaijen

betekenis & definitie

Waaijen, (B. WAAIEN), bw. gel. en ong. (ik waaide of woei, heb gewaaid), waaijende verkoelen, lucht aanbrengen door middel van eenen waaijer; waaijende wegnemen, de wind heeft het papier van de tafel gewaaid. *-, onp. w. wind maken, blazen (van den wind); wapperen (van vlaggen); door den wind in beweging gebragt zijn; (spr.) met alle winden -, zich bij elke bovendrijvende partij aansluiten; (fig.) het is mij door het hoofd gewaaid, het is mij ontgaan, ik heb het vergeten; het zal er -, het zal er onstuimig toegaan; laat -! het ga hoe het wil!