Gepubliceerd op 04-08-2020

Vader

betekenis & definitie

Vader, m. (-s, -en), man die een kind of kinderen heeft voortgebragt; (fig.) onze -en, voorouders. *-, (fig.) oorzaak. *-, beschrevene -s, titel der leden van den oud-romeinschen raad. *-, opzigter van een liefdadigheidsgesticht. *-, de hemelsche -, de Godheid; het Onze -, zek. gebed. *-, (fig.) daar helpt geen - of moeder, al het bidden en klagen helpt daar niets.

*-AARD, m. gmv. geaardheid -, gemoed des vaders (dat men geërfd heeft).
*-ACHTIG, bn. en bijw. vaderlijk.
*-ERVE, v. vaderlijk erfdeel.
*-GEK, m. (-ken), -JE, (B. -N), o. (-s), kind dat verzot is op zijnen vader.
*-HART, o. (-en).