Uiterlijk, bn. en bijw. naar buiten, aan de buitenzijde zich vertoonende; de -e (uitwendige) gedaante (van iets); ten langste, ten laatste, ik kan u - over 14 dagen bezoeken. *-,
*-E, o. gmv. de uitwendige gedaante, vorm, voorkomen.
*-HEID, v. (...heden), het uitwendige, de buitenzijde.
*...MATE, bijw. buitengemeen, zeer.