Gepubliceerd op 04-08-2020

Uil

betekenis & definitie

Uil, m. (-en), zek. nachtvogel; (zeew.) een - vangen, overstaag keeren, den wind scheppen; (fig.) domoor; (spr.) ieder meent dat zijn - een valk is, ieder houdt het zijne voor het best, (zijne kinderen voor de besten der wereld enz.); zoo dronken als een - zijn.

*-ENSPIEGEL, m. (-s), schalk, guit;
*-ENVLUGT, v. (fig.) avondschemering; tusschen licht en donker.