Gepubliceerd op 04-08-2020

Raken

betekenis & definitie

Raken, bw. gel. (ik raakte, heb geraakt), treffen, bereiken; aandoen, bewegen; betreffen, betrekking hebben op; met de einden tegen elk. slaan; leunen tegen, palen aan, beroeren; toekomen; betamen; vermaagschapt zijn met; dit heeft zijn hart geraakt (aangedaan); wat raakt u dat? wat gaat u dat aan? waarom bemoeit gij er u mede? (fig.) ligt geraakt zijn, zich door weinig belangrijke dingen beleedigd gevoelen. *-, ow. geraken tot, vallen; in ongunst raken; met elk. in oorlog -; van zijn stuk -, verlegen worden, steken blijven (in eene rede enz.); in brand -, vlam vatten; uit het geheugen - (verliezen), vergeten; van den weg -, verdwalen; in verlegenheid - (komen); in zee - (loopen), zee kiezen, uitzeilen; om lijf en goed -, zijne bezittingen en zijn leven verliezen; slaags -, handgemeen worden; weg -, verloren gaan.