Rabbijn, m. (-en), of Rabbi, m. (-s), israelietisch geestelijke.
*-ENDOM, o. gmv. leer der rabbijnen.
*-SCH, bn. tot de rabbijnen behoorende, van de rabbijnen afkomstig.
*...BINAAT, o. (...aten), waardigheid van rabbijn; regtsgebied van eenen rabbijn.