Gepubliceerd op 04-08-2020

Offer

betekenis & definitie

Offer, o. (-s), voorwerp aan de Godheid gebragt ten teeken van onderwerping; bewijs van hulde, erkentelijkheid, gehechtheid; (fig.) martelaar; hij viel als een - voor de goede zaak (hij gaf er zijn leven voor ten beste); iem. een - brengen, zich van iets ontdoen ten behoeve van een ander; (fig.) ten - moeten komen, in de bus blazen, tegen wil en dank moeten betalen.

*-AAR, m. (-s), die offert, priester.
*-ALTAAR, o. (...aren), verhevenheid waarop aan God (of de goden) geofferd werd.
*-AMBT, o. waardigheid van offerpriester.
*-ANDE, v. (-n), offer.
*-BEEST,
*-DIER, o. (-en), dier dat als offer geslagt werd.
*-BLOED, o. bloed eens slagtoffers.
*-BROOD, o. (-en).
*-BUS, v. (-sen), armbus (ter bijeenzameling van liefdegiften).
*-DIENST, v. de plegtigheid van het offeren.
*-EN, bw. gel. (ik offerde, heb geofferd), aan de Godheid (iets) ten offer brengen; (fig.) schenken, geven, afzonderen (geld inz. tot een liefdadig doel); gedwongen geven, prijs geven; hij moet -, in de bus blazen.
*-GEBED, o. (-en), (r.k.) gebed bij de mis.
*-GELD, o. (-en), geld dat men als liefdegift afzondert.
*-GEWAAD, o. (...aden), offerkleed.
*-HUIS, o. (...zen).
*-ING, v. het offeren.
*-KELK, m. (-en), gewijde beker.
*-KIST, v. (-en), armbus.
*-KLEED, o. (-eren), kleed des offerpriesters.
*-KNECHT, m. (-en).
*-KOEK, m. (-en), koek als offer gebragt.
*-MAAL, o. (...alen), maaltijd na een offerfeest.
*-MES, o. (-sen), gewijd mes.
*-PENNING, m. (-en), offergeld.
*-PIJPEN, v. mv. zek. speeltuig bij het doen van offeranden in gebruik.
*-PLEGTIGHEID, v. (...heden).
*-PRIESTER, m. (-s).
*-REGT, o.
*-SCHAAL, v. (...alen), gereedschap des offerpriesters.
*-VAT, o. (-en), gewijd vat.
*-VLEESCH, o. gewijd vleesch.
*-VINDER, m. (-s), waarzegger uit de offerdieren.
*-WET, v. (-ten), regeling der offeranden.
*-WIJN, m. wijn die bij het offeren gedronken of zelf als offer geplengd werd.