Gepubliceerd op 04-08-2020

Oester

betekenis & definitie

Oester, m. (-s), platkieuwig schelpdier, smakelijke schelpvisch.

*-BAARD, m. (-en), draden aan den rand der oesterschelp.
*-BAK, m. (-ken).
*-BAKJE, (B. -N), o. (-s).
*-BANK, v. (-en), plaats waar zich oesters ophouden.
*-ETER, m. (-s).
*-EETSTER, v. (-s).
*-BUIK, m. en v. (-en), liefhebber -, liefhebster van oesters.
*-HANDEL, m. gmv.
*-HUIS, o. huis waar oesters verkocht worden, - waar men oesters kan eten.
*-KOOPER, m. (-s).
*-KREEK, v. (...eken),
*-PLAAT, v. (...aten), plaats waar oesters gevangen worden.
*-MAN, m. (-nen), oesterverkooper.
*-MAND, v. (-en), mand waarin oesters vervoerd worden.
*-MEISJE, (B. -N), o. (-s).
*-MESJE, (B. -N), o. (-s), mesje waarmede oesters geopend worden.
*-PASTEI, v. (-jen), zek. gebak.
*-PUT, m. (-ten), uitgegraven put in het water waar oesters gekweekt worden.
*-SCHELP,
*-SCHULP, v. (-en), schelp waarin een oester bevat is.
*-SCHOTEL, m. (-s), platte schotel waarin men oesters opdischt.
*-SCHUIT, v. (-en), schuit tot het vervoer van oesters.
*-STEEN, m. (-en), zek. delfstof.
*-TON, v. (-nen).
*-VANGER, m. (-s), oestervisscher; (ook) zek. vogel.
*-VAT, o. (-en).
*-VERKOOPER, m. (-s).
*-VERKOOPSTER, v. (-s).
*-VISSCHER, m. (-s).
*-VROUW, v. (-en).
*-WIJF, o. (...ven), oesterverkoopster.