Gepubliceerd op 04-08-2020

Naäpen

betekenis & definitie

Naäpen,1) bw. gel. (ik aapte na, heb nageaapt), nabootsen, nadoen, namaken.

*...APER, m. (-s).
*...AAPSTER, v. (-s).
*...APING, v. (-en).
1)

Om ruimte te winnen, is bij vele der met het scheidbare voorzetsel NA zamengestelde werkwoorden de beteekenis niet opgegeven, waar zij niet anders kan zijn dan dat de verrigting, door het werkwoord aangeduid, geschiedt bij herhaling, nadat zij reeds volbragt is of nadat een ander ze reeds volbragt heeft; zie b.v. NA-ARBEIDEN; terwijl voor de vervoeging naar die werkwoorden zelven verwezen wordt./