Gepubliceerd op 04-08-2020

Maar

betekenis & definitie

Maar, bijw. slechts, alleenlijk, enkel, niet dan; mits; een weinig; eenvoudig, blootelijk. *-, vw. doch, echter, intusschen. *-, o. voorwaarde; geen -! geene bedenking! er is een - bij, er is eene uitzondering bij. *-, MARE, v. (B.m. en v.), (-n), tijding, gerucht.

*-E, v. (-s), ketelvormige inzakking in niet-vulkanisch gesteente.
*-LE, v. (-n), meerle, (vogel).