Gepubliceerd op 04-08-2020

Kaart

betekenis & definitie

Kaart, v. (-en), kaartpapier; speelkaart; - spelen; de - geven; de - afnemen; de - doorschieten (mengen); de - vergeven, valsch geven; N. is aan de -, moet deelen; in de - kijken of zien, (ook fig.) iemands geheimen doorschouwen; (spr.) de gekken krijgen de -, die het minst weten hebben het meeste geluk; eene mooije - hebben, voordeelig om te spelen; eene nieuwe -, eens bespeelde -, een spel kaarten dat nieuw of waarmede eens gespeeld is; de - leggen, waarzeggen uit de kaarten; kunsten met de - doen. *-, land-, aardrijkskundige kaart; plaatsen op de - aanwijzen; goed de - kennen, bedreven zijn in de aardrijkskunde; eene afgezette (gekleurde) -; eene blinde -, omgekeerde kaart (waarop de leerling de ligging der plaatsen van buiten moet aanwijzen).