Gepubliceerd op 04-08-2020

IJs

betekenis & definitie

IJs, o. gmv. bevrozen water; verversching uit ijs bereid (bij banketbakkers); beslagen of onbeslagen ten - komen, voorbereid of niet voorbereid op iets zijn; het - breken, de eerste moeijelijkheden te boven komen; op glad - staan, in gevaar verkeeren.

*-BAAN, v. (...banen), geveegde plek op het ijs voor de schaatsenrijders.
*-BANK, v. (-en), opeengestapelde ijsschotsen (in eene rivier of in de zee) die de vaart belemmeren.
*-BEER, m. (-en), witte beer in de noordelijke ijsstreken.
*-BERGEN, m. mv. drijvende ijsschotsen (opeengepakt en van ontzaggelijke grootte).
*-BLINK, v. (zeew.), helderwitte glans aan den gezigteinder (een gevolg van den weêrschijn der ijsvelden).
*-BREKER, m. (-s), schip van eene zaag voorzien om door het ijs te komen.
*-BRUG, v. (-gen), brug over het ijs gelegd.
*-DAM, m. (-men), zie IJSBANK.
*-GANG, m. gmv. het losgaan van het ijs, sterke drift van het ijs.
*-GROTTEN, v. mv. natuurlijke holte in bergen waarin het ijs gedurende het geheele jaar gevonden wordt.
*-HAAK, m. (...haken),
*-HAMER, m. (-s), werktuig om het ijs los te maken.
*-KEGEL, m. (-s), bevrozen groote hangende waterdroppel.
*-KELDER, m. (-s), kelder waarin ijs bewaard wordt (van de banketbakkers); (fig.) het is hier een -, hier in de kamer is het verschrikkelijk koud.
*-KOUD, bn. zoo koud als ijs.
*-KRAP, v. (-pen), soort spoor onder de schoenen om gemakkelijk op het ijs te kunnen loopen.
*-KRUID, o. gmv. zekere plant.
*-LANDSCH, bn. van het eiland IJsland; -e mos, geneeskrachtig mos; -e spath, dubbelspath.
*-MAKER, m. (-s), bereider van ververschings-ijs.
*-MEEUW, v. (-en), zekere vogel.
*-PLANT, v. (-en), zekere plant.
*-PUNT, o. zie VRIESPUNT.
*-SCHOL, v. (-len),
*-SCHOTS, v. (-en), zwaar stuk ijs.
*-SCHOTELTJE, (B. -N), o. (-s), bakje waarop het ververschings-ijs wordt toegediend.
*-SLEDE, v. (-n), slede waarmede men over het ijs of de sneeuw rijdt.
*-SPOOR, v. (...oren), zie IJSKRAP.
*-VOGEL, m. (-s), zekere watervogel.
*-ZEE, v.