Definities van Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie O
- O
- Oceaan
- Och!
- Ochtend
- October
- Odief
- Oefenaar
- Oegen
- Oegst, Oest
- Oei!
- Oelzaad
- Oer
- Oest
- Oestal
- Oester
- Oever
- Of
- Offer
- Officier
- Officiersdegen
- Officio (Ex)
- Ofschoon
- Oi
- Oir, Oor
- Ojief
- Oker
- Okkernoot
- Oksel
- Okshoofd
- Oleander
- Olie
- Oliën
- Oliepers
- Oliesel
- Olieslager
- Olifant
- Olijf
- Olijk
- Olijven
- Olivien
- Ollen
- Olm
- Olymp
- Om
- Omademen
- Omberen
- Ombeuken
- Ombrassen
- Ombrengen
- Ombruijen
- Omdat
- Omdeelen
- Omfladderen
- Omhaal
- Omheen
- Omher
- Omhinken
- Omhoog
- Omhooren
- Omjagen
- Omlaag
- Ommennen
- Omoog
- Omragen
- Omschaduwen
- Omslaan
- Omslag
- Omslepen
- Omtalmen
- Omtrent
- Omtrommelen
- Omver
- Omvlechten
- Omzaaijen
- On
- Onaanmerkelijk
- Onafbetaald
- Onafhankelijk
- Onalmagtig
- Onarbeidzaam
- Onbaat
- Onbeangst
- Onbehaalbaar
- Onbelaagd
- Onbepaald
- Onbeschaafd
- Onbetaalbaar
- Onbillijk
- Once, (-en), Ons
- Onchristelijk
- Ondeeg
- Onder
- Ondereen
- Ondereinde
- Onderen
- Ondergaan
- Onderhoud
- Onderlaag
- Onderra
- Onderscheid