Gepubliceerd op 04-08-2020

Dal

betekenis & definitie

Dal, o. (-en), laagte -, vlakte tusschen bergen; de zwitsersche dalen, (van Zwitserland); het - Tempé, (bekoorlijkste streek van Griekenland); (bijb.) het - Josaphat, waar de steden Sodom en Gomorrha lagen; (spr.) over berg en -, van alle kanten, (ook) van verre oorden; bergen en dalen ontmoeten elkander niet, maar wel menschen, een mensch kan vaak den ander noodig hebben.

*-BEWONER, m. (-s).
*-BEWOONSTER, v. (-s).