Gepubliceerd op 04-08-2020

Blank

betekenis & definitie

Blank, bn. en bijw. (-er, -st), wit; glanzig; onbedekt; eene -e huid; de -e sabel, die uit de scheede is; - staan, overstroomd zijn; rein, onbevlekt; een - geweten, de -e deugd; de blanken (in tegenoverstelling van de negers). *-, m. (oudt.) munt ter waarde van zes duiten (= 3 3/4 ct.).

*...E, m. en v. (-n).
*-HEID, v. gmv. witheid; (fig.) reinheid.