Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 20-12-2020

Torus supraorbitalis

betekenis & definitie

Wenkbrauwboog; benige richel of wal boven de oogkassen, aanwezig bij vele primaten en uitgestorven homininen en in lichte vorm nog aanwezig bij de mens, vooral bij de man

De torus supraorbitalis is te beschouwen als een primitief of voorouderlijk kenmerk in de humane evolutie, want de structuur gaat terug op de mensapen. De primaire functie is waarschijnlijk versteviging van het voorhoofdsbeen.

De eerste homininen hadden een heel zware oogwal, zoals te zien is aan de schedel van Sahelanthropus, het oudste lid van de hominine stamboom. Bij deze soort loopt de torus zelfs van links naar rechts door en vormt daarmee een rib of costa supraorbitalis. Ook bij Australopithecus en Paranthropus is de torus nog groot en duidelijk aanwezig. Bij de Homo-soorten zijn de linker en rechter torus twee aparte structuren die de ronding van de oogkas volgen, in het midden met elkaar verbonden door een lichte verheffing, de glabella. Bij soorten met een rolronde torus, zoals Homo erectus en de neanderthaler is op de grens van de torus met het vlakke deel van het voorhoofdsbeen een groeve aanwezig, de sulcus supraorbitalis.

De torus supraorbitalis is bij de man sterker ontwikkeld dan bij de vrouw. Het is een voorbeeld van seksuele dimorfie in de schedel.

Het verdwijnen van de oogwal wordt wel in verband gebracht met het verschijnsel neotenie dat kenmerkend is voor de evolutie van de mens. Bij de mens is de embryonale ontwikkeling van allerlei morfologische structuren vertraagd waardoor wij geboren en volwassen worden met behoud van typische juveniele en zelfs babyachtige kenmerken, vooral in het gezicht. De mate van neotenie is bij de vrouw sterker dan bij de man, wat een aantal seksuele dimorfieën verklaart.