Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 15-07-2020

Ovarium

betekenis & definitie

Vrouwelijke geslachtsklier; eierstok; orgaan dat vrouwelijke geslachtscellen (eicellen) maakt en meestal ook hormonen produceert

Bij veel dieren worden de kiemcellen voor de gameten in het begin van de ontwikkeling apart gehouden van de rest van het embryo, bij de mens in de dooierzak nabij de allantoïs. In de vijfde week van de zwangerschap migreren deze cellen naar het mesoderm achterin de buikholte, induceren de vorming van genitale lijsten (gepaarde, longitudinale stroken langs de linker en rechter mesonephros, voorlopers van de gonaden) en nestelen zich daarin. Als het embryo vrouwelijk is, d.w.z. geen TDF (testis determining factor) produceert, ontwikkelt de gonade zich vanaf de zevende week tot ovarium. Aan de ovariumontwikkeling dragen ook neurale lijstcellen bij; deze migreren wel in het ovarium maar niet in de testis.

De ingenestelde kiemcellen ontwikkelen zich al voor de geboorte tot primaire oöcyt. Deze cellen zijn begonnen aan een reductiedeling maar die is stopgezet na de profase van meiose I. De oöcyt ligt omgeven door granulosacellen in een blaasje, genaamd Graafse follikel, naar de Nederlandse zeventiende-eeuwse anatoom Reinier de Graaf. In deze toestand blijven de oöcyten in het ovarium bewaard tot de puberteit. Bij een ovulatie wordt meiose I afgemaakt, de ontwikkeling stopt opnieuw in de metafase van meiose II, de oöcyt gaat groeien en springt uit de follikel. Meiose II wordt afgemaakt als de eicel in de oviduct bevrucht wordt.

Het ovarium is ook een belangrijke producent van geslachtshormonen (oestradiol, progesteron). Deze productie wordt vanuit de hypofyse gereguleerd door gonadotroophormonen (follikelstimulerend hormoon, luteïniserend hormoon).

Bij alle dieren ontwikkelt het ovarium uit het mesoderm maar de details verschillen aanzienlijk tussen diergroepen.