Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 30-09-2019

Knokkelgang

betekenis & definitie

Het steunen op de eerste kootjes van de hand, bij de vierbenige voortbeweging van mensapen

Knokkelgang is de typerende voortbeweging van chimpansees, bonobo’s en gorilla’s. Eigenlijk lopen ze niet op wat wij onze knokkels noemen maar op hun kneukels, de eerste vingerkootjes. Mensapen kunnen zich wel oprichten op hun achterpoten, maar niet zoals de mens en andere homininen lange tijd op twee benen lopen omdat hun anatomie dat niet toelaat.

Knokkelgang is direct voorouderlijk aan het bipedalisme van de homininen. Dat blijkt uit de fylogenie van de mensapen, want de twee aan de mens meest verwante mensapen, chimpansee en gorilla, zijn beide knokkelgangers.

Het blijkt ook uit de fossielen van Australopithecus afarensis en A. anamensis (aapmensen van 3,3 – 3,7 miljoen jaar oud). Aan het uiteinde van het spaakbeen (radius) hebben deze Australopithecus-soorten een holte, afgegrensd door een richel aan de dorsale zijde. De distale holte en richel komen ook voor bij knokkelgangers. Door deze vorm zijn de middenhandsbeentjes stevig verbonden met de onderarm, een situatie die nodig is voor de knokkelgang, maar bij de homininen zijn functie verloor. Homininen kregen juist een flexibele pols; door het bipedalisme kwamen de handen vrij voor het hanteren van allerlei voorwerpen. De Homo-soorten hebben dan ook geen holte met richel in hun radius.

Vanwege deze bewijzen kunnen we uitsluiten dat wij direct afstammen van een viervoetige primaat die in de bomen leefde. Onze voorouders waren knokkelgangers; de eerste homininen hadden nog wel een aantal kenmerken die herinneren aan de leefwijze in de bomen en de knokkelgang op de grond, maar die kenmerken zijn in de loop van de evolutie verdwenen.