Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 06-09-2020

Kloneren

betekenis & definitie

Het maken van identieke kopieën van een gen of genoomfragment; het maken van genetisch identieke cellijnen of hele organismen

De term “kloneren” (uitgesproken als klonéren) wordt in de moleculaire biologie gebruikt voor het maken van DNA-kopieën en in de celbiologie voor het maken van genetische kopieën van cellen. Ook het maken van genetisch identieke dieren vanuit stamcellen wordt klonering genoemd. In plaats van kloneren wordt ook "klonen" als werkwoord gebruikt, een anglicisme afgeleid van “cloning”.

Klonering treedt ook van nature op, bij aseksuele reproductie, zoals knopvorming, afsnoering of fragmentatie en is zeer gebruikelijk als methode om planten te vermeerderen (stekken, splitsen van bollen, enz.). Dit wordt echter meestal geen kloneren genoemd.

Het resultaat van kloneren is een kloon. Als je een verzameling hebt van een groot aantal verschillende klonen die ieder een fragment uit een genoom of een metagenoom vertegenwoordigen spreek je van een klonenbibliotheek (“clone library”). Elke kloon zit in het genoom van een gastheer-cellijn (bijvoorbeeld Escherichia coli), waar hij via transformatie ingebracht is (insertie). Klonenbibliotheken werden altijd gemaakt om een genoom te sequencen maar dat is met moderne methodes niet meer nodig.

Bij het kloneren van dieren wordt geprobeerd om embryonale stamcellen van hetzelfde embryo elk te laten uitgroeien tot een volwassen individu. Een andere aanpak is uit te gaan van eicellen waarvan de kern verwijderd is en vervangen door een kern van het organisme dat men wil kloneren. De eicel wordt vervolgens teruggezet in een draagmoeder. Op deze manier werd het schaap “Dolly” gekloneerd.

Kloneren van hogere dieren stuit op ernstige ethische bezwaren en het kloneren van mensen is krachtens de embryowet van 2002 in Nederland verboden.