Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 15-08-2020

Hart

betekenis & definitie

Gespierd orgaan dat bloed door het lichaam pompt en voorkomt bij vrijwel alle dieren

Het hart is een van de allereerste organen die in de embryonale ontwikkeling aangelegd worden en het is ook een orgaan dat alle dieren met een zekere lichaamsgrootte bezitten, ook die met een open bloedsomloop, omdat de circulatie van zuurstof en voedingsstoffen van onmiddellijk belang is. Het hart wordt gevormd door angioblasten van het mesoderm. Het ligt in een zakje, het pericard, een onderdeel van de secundaire lichaamsholte, het coeloom. Het hart kent een complexe ontwikkeling omdat verschillende cellen van elders in het embryo er bij betrokken zijn, o.a. de neurale lijstcellen uit het zenuwstelsel.

Bij ons en alle gewervelde dieren ligt het hart aan de buikzijde van het lichaam, maar bij ongewervelde dieren aan de rugzijde. Dit houdt verband met de omkering van lichaamsassen die plaatsvond bij de evolutie van de Deuterostomia uit de Protostomia.

Het hart van warmbloedige dieren (vogels en zoogdieren) is in de lengterichting gedeeld vanwege de dubbele bloedsomloop; het heeft zowel een linker als een rechter kamer en boezem. De rechter kamer, ontstaan bij de reptielen, heeft een minder lange evolutionaire historie dan de linker kamer. Dit wordt wel aangevoerd ter verklaring van het feit dat aangeboren hartafwijkingen vaker de rechter dan de linker helft van het hart betreffen.

Het ongeboren kind heeft in zijn hart twee dwarsverbindingen, het ovaal venster en de ductus arteriosus, die er voor zorgen dat het bloed uit het lichaam niet naar de longen maar direct naar de aorta geleid wordt. Deze verbindingen sluiten na de bevalling.