Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 11-05-2020

Foramen magnum

betekenis & definitie

Achterhoofdsgat; groot, rond venster in de schedelbasis waardoor de hersenstam uit de schedel treedt en doorloopt in het ruggenmerg

De positie van het foramen magnum heeft bij evolutiestudies van homininen een bijzondere betekenis, het is namelijk een onmiskenbare indicatie voor de voortbewegingswijze. Bij alle zoogdieren die op vier poten lopen ligt het achterhoofdsgat aan de achterkant van de schedel, terwijl bij de homininen, die op twee benen lopen, het foramen magnum midden onderin de schedel ligt. Homininen dragen de schedel recht op de verticale wervelkolom. Hoe horizontaler de wervelkolom, des meer ligt het achterhoofdsgat naar achteren, en des te sterker moeten de nekspieren zijn, wat te zien is aan de grootte van de dorsale uitsteeksels van de cervicale wervels en de knobbels op het achterhoofdsvlak.

Direct links en rechts van het foramen magnum bevinden zich op het basicranium twee knobbels, de achterhoofdsknobbels, die scharnieren op gewrichtsvlakken van de eerste halswervel, de atlas, die op zijn beurt kan draaien op de tweede halswervel, de draaier.

Men denkt dat het foramen magnum al vroeg in de evolutie van de homininen, bij de eerste bipedale vertegenwoordiger, van positie veranderd is. Toch is er enige onzekerheid. Dat komt doordat het basicranium van de soort die als oudste hominine beschouwd wordt, Sahelanthropus tchadensis (6,5 miljoen jaar oud), slecht zichtbaar is vanwege vervorming van het fossiel. Bovendien is van een andere oude soort, Orrorin tugenensis, geen schedel bekend. De schedel van Ardipithecus (5,8 – 4,4 miljoen jaar oud) heeft echter een foramen magnum-positie die duidelijk op bipedalisme duidt.

Alleen al aan het achterhoofdsgat kan men bij een fossiel zien of de soort op twee benen liep!