Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 10-07-2020

Fenotypische plasticiteit

betekenis & definitie

Verschijnsel dat vanuit één genotype meerdere onderscheiden fenotypes kunnen ontstaan, afhankelijk van het milieu of het seizoen

Bij fenotypische plasticiteit kan het ontwikkelingsprogramma meerdere richtingen volgen, met verschillende uitkomsten. Fenotypische plasticiteit staat tegenover kanalisatie: daarbij volgt de ontwikkeling een vast stramien, onafhankelijk van het milieu en gebufferd tegen mutaties.

Fenotypische plasticiteit is vooral bekend van planten en insekten. Bij paardenbloemen (Taraxacum officinale) kunnen de vorm van de bladeren en de lengte van de bloeistengel zeer sterk uiteenlopen. Bij vlinders komen soms twee verschillende morfen voor, zoals bij het landkaartje (Araschnia levana): een gevlekte voorjaarsvorm, tegenover een donkere zomervorm. Bij de vlindersoort Polycyclus anynana is het moleculaire mechanisme dat ten grondslag ligt aan deze seizoensdimorfie (ook genoemd polyfenie) tot op zekere hoogte uitgezocht. Bij de mens is epigenetisch gereguleerde ontwikkelingsplasticiteit aanwezig in veel kenmerken, onder andere de groei en ontwikkeling van kinderen.

De responscurve die ontstaat als continu variërende fenotypische variabelen (bijvoorbeeld lichaamsgrootte) in een grafiek uitgezet worden tegen een bepaalde milieufactor wordt “reactienorm” genoemd. Als verschillende genotypes van dezelfde soort verschillende reactienormen hebben is sprake van gen-milieu-interactie.

De mate van fenotypische plasticiteit en de vorm van de reactienorm zijn te zien als aanpassingen aan het milieu. Een grote plasticiteit is in zijn algemeenheid gunstig in een variabel milieu. De evolutie van plasticiteit wordt echter geremd doordat generalisten vergeleken met specialisten niet in alles de besten kunnen zijn.

Als bij een plastische soort het milieu voortdurend één van de mogelijke fenotypes bevordert zullen mutaties die de ontwikkeling naar dat fenotype in het ontwikkelingsprogramma vastleggen gunstig zijn. Conrad Waddington noemde dit “genetische assimilatie”. De ontwikkeling raakt dan gekanaliseerd.