Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 30-09-2019

Diastema

betekenis & definitie

Ruimte tussen twee opeenvolgende gebitselementen, met name tussen de tweede snijtand en de hoektand in het bovengebit, bij primaten en homininen

Bij alle primaten is er zowel links als rechts in het gebit een ruimte tussen de tweede snijtand (incisieve 2) en de hoektand (canine). Deze ruimte is vooral groot bij soorten die grote, uitstekende hoektanden hebben. Het diastema in het bovengebit wordt bij een gesloten mond opgevuld door de hoektand van het ondergebit.

Het diastema is een diagnostisch kenmerk bij de studie naar de evolutie van de mens, omdat het iets zegt over de positie van een soort in de evolutionaire stamboom. In de loop van de evolutie is het diastema steeds kleiner geworden, wat samenhangt met de verandering van de dentale boog. Bij de mens staan de tanden en kiezen dicht achter elkaar in een paraboolvormige boog (arcade), terwijl bij de gorilla en de chimpansee de dentale boog een U-vorm heeft. Deze veranderingen houden verband met de ontwikkeling van een orthognaath (plat) aangezicht, vanuit het prognathe (snuitvormige) aangezicht van de primaten.

Bij Australopithecus is het diastema nog aanwezig, maar bij latere soorten zoals Homo erectus, Heidelbergmens en neanderthaler is het afwezig. Ook Paranthropus heeft een dentale boog zonder diastema; bij dit genus zijn de hoektanden van dezelfde omvang als de rest van het gebit, wat een malende beweging mogelijk maakt. Waarschijnlijk waren de Paranthropus-soorten gespecialiseerde planteneters.

Bij halfapen en zoogdieren zitten er ook op andere plekken in het gebit soms grote ruimtes (bijvoorbeeld tussen de hoektand en de eerste premolaar bij het paard). In een medische context wordt de term diastema gebruikt voor een (ongewenst) “gleufje” tussen de snijtanden.