Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 08-07-2020

Biodiversiteit

betekenis & definitie

Het geheel van alle soorten op aarde, hun genetische variatie en soortenrijkdom, en de verscheidenheid van ecosystemen waarin ze leven

Sinds de Rio-conventie van 1992 en het mondiale biodiversiteitsverdrag worden bij het begrip biodiversiteit drie niveaus onderscheiden: genetische variatie binnen populaties, soortenrijkdom in ruimte en tijd en variatie in landschap en ecosystemen. Ecologen onderscheiden daarnaast ook nog "functionele biodiversiteit", de verscheidenheid aan functionele eigenschappen in een levensgemeenschap.

Schattingen van het aantal soorten op aarde lopen uiteen. Ging men in het verleden nog uit van 1 miljoen, in een studie uit 2017 werd de mondiale biodiversiteit geschat op 2 miljard. Daarin werd meegenomen dat er bij geleedpotige dieren veel cryptische soorten zijn en dat vrijwel elk dier een aantal microörganismen bij zich draagt die alleen bij die soort voorkomen. Mede dankzij de metagenomica kennen we nu veel meer bacteriën. Verreweg de meeste daarvan zijn alleen bekend van hun DNA; ze zijn meestal niet geïsoleerd of fysiologisch beschreven.

Schattingen van de biodiversiteit worden bemoeilijkt doordat de soortgrens vaak niet duidelijk is. Bacteriën kennen geen geslachtelijke voortplanting zodat het biologisch soortbegrip niet van toepassing is. In plaats daarvan werkt men met moleculaire “operationele taxonomische eenheden” (3% verschil in het 16S rRNA-gen). Op basis van dit criterium maken bacteriën driekwart van de mondiale biodiversiteit uit.

Nieuwe soorten ontstaan via speciatie en sterven uit via extinctie. Over geologische tijd genomen is deze balans positief. Vooral in het Cenozoïcum zien we een toename. Het aantal families in het mariene milieu is nu ongeveer 5 maal zo groot als 250 miljoen jaar geleden. Maar op dit moment staat de biodiversiteit zwaar onder druk door menselijke invloeden.