Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 01-10-2018

Balancerende selectie

betekenis & definitie

Evolutionair proces waarbij vanwege variërende fitness-voordelen meerdere allelen van een bepaald gen naast elkaar in de populatie blijven bestaan

Balancerende selectie (Engels: “balancing selection”) is een verzamelnaam voor verschillende selectieve processen met hetzelfde resultaat: behoud van genetische variatie. Kenmerkend is dat bij een polymorf locus de fitness van de verschillende allelen niet vaststaat, maar varieert, bijvoorbeeld met de frequentie van het allel, in de tijd, of per plaats. Daardoor blijft de polymorfie in stand; fixatie van één van de allelen wordt voorkomen.

Een bekende oorzaak voor balancerende selectie is heterozygootvoordeel. Daarbij heeft een allel een voordeel als het zeldzaam is omdat het bij lage frequenties vrijwel uitsluitend in de heterozygoten aanwezig is. Een zeldzaam allel zal dus bij lage frequentie de neiging hebben toe te nemen, en zal bij hoge frequentie afnemen (omdat het dan hoofdzakelijk in de homozygoten aanwezig is). Er ontstaat een evenwicht tussen de allelfrequenties.

Een andere oorzaak is frequentie-afhankelijke selectie. Bij vlinders die in verschillende, genetisch bepaalde, morfologische vormen voorkomen is de kans op predatie het hoogst voor de meest algemene morf. Namelijk, veel predatoren hanteren een zoekbeeld waarmee ze hun prooien opsporen; het beeld dat ze het vaakst zien gaat functioneren als zoekbeeld. Zeldzame morfen kunnen zo in frequentie toenemen en blijven in de populatie. Deze vorm van negatieve frequentie-afhankelijkheid heet ook wel “apostatische selectie”.

Tenslotte komt het ook vaak voor dat het selectieve voordeel varieert in de tijd of van plaats tot plaats. Bijvoorbeeld: het sterk gestreepte bandenpatroon op de schelp van de tuinslak, Cepaea nemoralis, is voordelig in een grazig milieu maar de meer uniforme kleurvariant heeft een voordeel in open habitats.