Geslacht van uitgestorven rechtop lopende wezens, levend in Afrika tussen 4 en 2 miljoen jaar geleden, waarvan we alleen fossielen kennen die het midden houden tussen mensapen en mensen
Vanaf ongeveer 7 miljoen jaar geleden ontstond er onder de mensapen van Afrika een nieuwe evolutionaire lijn van aapmensachtige wezens die rechtop liepen, de savanne als habitat kozen en een breed opportunistisch dieet ontwikkelden. Men noemt ze bij elkaar de homininen (Homininae). Deze lijn was zeer succesvol; ze omvatte een groot aantal soorten (tot nu toe telt men er 26), die allemaal uitgestorven zijn behalve één, Homo sapiens. De periode tussen 4 en 2 miljoen jaar geleden was een bloeitijd, met zeven soorten van het geslacht Australopithecus.
De naam Australopithecus gaat terug op de Engelse paleontoloog Raymond Dart die in 1924 een fossiel presenteerde, gevonden bij Taung, in Zuid Afrika, dat hij Australopithecus africanus noemde, wat betekent “Afrikaanse aap uit het zuiden”. Naast A. africanus onderscheidt men A. anamensis, A. deyiremeda, A. bahrelghazali, A. afarensis, A. garhi en A. sediba. Van deze soorten is A. afarensis (ook genoemd Lucy) het meest bekend. Al deze fossielen zijn gevonden in Oost en Zuid Afrika, behalve A. bahrelghazali, die opgegraven is in Tsjaad (centraal Afrika).
Australopithecus liep rechtop en had de benodigde aanpassingen aan het bekken en het dijbeen, maar was in andere opzichten nog primitief. Zo had hij relatief kleine hersenen, nauwelijks groter dan die van een chimpansee. Ook de vorm van het aangezicht, de tanden, de borstkas en de tenen waren nog primitief. Opvallend is dat Australopithecus een grote mate van seksuele dimorfie had; de mannen waren zo’n 30% groter dan de vrouwen. Dit kan duiden op een levenswijze in harems.