Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 27-09-2019

Arboreaal

betekenis & definitie

Van of in de bomen, gezegd van de levenswijze van apen

Alle primaten (halfapen, apen en mensapen) zijn in meer of mindere mate gebonden aan het leven in de bomen. Ook de twee zoogdierengroepen die het meest aan de primaten verwant zijn, de boomspitsmuizen en de colugo’s, zijn boombewoners. Het ontstaan van de homininen wordt gekenmerkt door een overgang van een arboreale naar een terrestrische (op de grond georiënteerde) levenswijze. Dat ging gepaard met het lopen op twee benen (bipedalisme) en opende talloze nieuwe mogelijkheden voor de evolutie.

De arboreale levenswijze doet een groot beroep op de biomechanica van de voortbeweging en de ruimtelijke oriëntatie. Het dier moet van de ene tak naar de andere kunnen springen, over smalle richels kunnen lopen, aan zijn armen kunnen hangen, enz.

Dat wij afstammen van een diergroep die oorspronkelijk in de bomen leefde is te zien aan allerlei kenmerken van het menselijk lichaam. Onze ogen staan aan de voorzijde van de schedel terwijl het linker en rechter gezichtsveld overlappen. In de hersenen wordt de informatie van beide ogen geïntegreerd zodat we diepte kunnen zien en afstanden kunnen schatten. Een stereoscopisch gezichtsvermogen is nogal belangrijk bij bewegingen in de driedimensionale ruimte van de bomen.

Onze schoudergordel is zeer beweeglijk, net als bij een primaat. Ook het feit dat onze vingers onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen en geschikt zijn om takken vast te grijpen, is een arboreale aanpassing. Oorspronkelijk had onze voet ook die eigenschappen, maar de grijpfunctie is in de loop van de hominine evolutie veranderd in een platformfunctie i.v.m. het bipedalisme van de mens.