Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 20-06-2017

Zegeningen: zijn - tellen

betekenis & definitie

Zegeningen: zijn - tellen - (Eng. to count one’s blessings), zich tevreden stellen, gelukkig prijzen met wat men heeft.

Laat ik liever mijn zegeningen tellen, denkt Anke. Renate Dorrestein: Het Hemelse Gerecht, 1991

Tel uit je winst en je zegeningen. Maarten ’tHart: Onder de korenmaat, 1991

Liever dan te filosoferen over hoe het voor de oorlog was, tellen de mensen in het centrum, vooral jongeren, hun zegeningen van het moment. Elsevier, 10-04-93

Ruud zei altijd: ‘tel je zegeningen’ en die zijn warempel niet gering. Trouw, 03-08-94

Dat zie je bij Ajax ook. Hoeveel spelers heeft die club de laatste twee, drie jaar niet moeten laten gaan? Daar kun je een compleet elftal van op de been brengen. De manager telt zijn zegeningen. ‘Gelukkig heeft onze keeper inmiddels bijgetekend.’ Trouw, 19-06-97

Er komt geen klacht over zijn lippen. John Jansen van Galen telt zijn zegeningen. Elsevier, 26-07-97