Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 20-06-2017

Van de dolle

betekenis & definitie

Van de dolle - dwaze, gekke, zotte, informeel voor ‘te gek voor woorden; belachelijk; idioot’. Deze uitdrukking, die eind jaren zeventig plotseling opgang maakte, is wellicht ontstaan onder invloed van de populaire tv-serie Pipo de Clown uit de jaren zestig. Daarin werden regelmatig uitdrukkingen met van de in de mond genomen, bijvoorbeeld van de jarige.

Voorzichtigjes natuurlijk want ze denken meteen van de gekke van je. Heere Heeresma: Eén robuuste buste, 1989

Het is toch eigenlijk van de zotte dat we hier zo amateuristisch bezig moeten zijn om bij elkaar te puzzelen welke plannen de Philip Morris-directie heeft. Elsevier, 11-04-92

De makelaar, de computerjongen en de autodealer praten er graag over die knotsgekke beurs, het gedonder op de zaak of over het parkeerbeleid in Amsterdam dat werkelijk van de zotte is. HP/De Tijd, 18-07-97

Beide maatschappijen zeggen het goed te vinden dat er meer concurrentie komt, maar betitelen onderdelen van het kabinetsplan als ‘een stukje concurrentievervalsing’ en als ‘van de gekke’. Trouw, 17-04-98

Volgens de politie is de rol van de wijkagent op dit moment absoluut geen punt van discussie. ‘Dat zou toch van de zotte zijn. Als ze liever een wijkagent hebben die met zijn handjes op zijn rug over straat loopt, dan moet ik ze teleurstellen,’ aldus een woordvoerder. NRC Handelsblad, 24-04-98