Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 19-06-2017

Ramkoers

betekenis & definitie

Ramkoers - aan het zeewezen ontleende metafoor voor ‘aanvaring; harde confrontatie; onverzoenlijke houding’. Ook in de uitdrukking op ramkoers zitten, liggen ‘in aanvaring komen; een conflict tegemoet gaan’.

Hij wilde daarom nog voor de enquêtecommissie haar rapport begin vorige week publiceerde al op ‘ramkoers’. Maar binnen het CDA had men andere zorgen. NRC Handelsblad, 09-09-88

Ik moet bij hiernaast op ramkoers maar het zal zijn of het met jou is. Heere Heeresma: Eén robuuste buste, 1989

Het wekt de indruk alsof de christen-democraten op ramkoers liggen. Vrij Nederland, 18-04-92

Maar duidelijk is wel dat Van den Broeck en de CDA-fractie wat dit betreft op ramkoers liggen. de Volkskrant, 09-10-92

De ramkoers die steeds meer partijgenoten propageren, past niet bij iemand die het van de warmte en vredelievendheid moet hebben. HP/De Tijd, 04-04-97

Vlak voordat ook de ministers met vakantie gaan, wil Hans Dijkstal laten zien dat hij - ondanks de schijn van het tegendeel - greep heeft op zijn zaken. De minister van Binnenlandse Zaken overweegt zelfs ‘een ramkoers’, zeggen zijn ambtenaren dreigend. Elsevier, 12-07-97