Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 15-06-2017

Nul

betekenis & definitie

Nul - (verkorting van nuldejaars), aspirant-lid van een studentencorps; noviet.

In de grootste ruimte van het Gulden Huys zijn alle ‘nullen’ zoals de ‘foeten’ tegenwoordig heten, bijeen. Carolijn Visser: Alle dagen vrij. Jeugd in de jaren 70-80, 1984

De geüniformeerde leden maakten het met hun exercities en het afknijpen van eerstejaars, de ‘nullen’, zelfs voor de geliefde studentenvereniging Minerva te bont. Trouw, 05-04-98

Tijmen Visser, net als Reinout een achttienjarige ‘nul’ of ‘foet’ zoals de eerstejaars worden aangeduid, krijgt op die vrijdagavond te horen dat hij is toegelaten tot het corpshuis. Nieuwe Revu, 26-08-98

op de nul spelen; de nul vasthouden, bij het voetbal: alleen maar verdedigen; ervoor zorgen dat men geen doelpunt tegen krijgt.

We moeten voetballen tegen landen, die spelen op de ‘nul’ en een optimaal rendement uit weinig treffers proberen te halen. Trouw, 05-02-90

In zo’n wedstrijd wil je helemaal goed spelen en de nul vasthouden. Nieuwe Revu, 15-08-91

In de catacomben sprak de coach: ‘Het was zaak om achter de nul vast te houden.’ HP/De Tijd, 10-10-97