Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 07-06-2017

Dak: uit zijn - gaan

betekenis & definitie

Dak: uit zijn - gaan - dolenthousiast raken (van iets); zijn zelfbeheersing verliezen; in vervoering raken. Informeel; aanvankelijk jeugdtaal, nu meer algemeen. Een synoniem is uit zijn bol gaan.

Zij moeten uit hun dak kunnen gaan, zij moeten kunnen pogoën op de vulkaan. Oor, 16-12-81

Met twee lenige sprongen is hij op het podium en terwijl het publiek compleet uit z’n dak gaat begint de grote gebeurtenis waarvoor zij, maar vooral Michael zelf gekomen zijn. Top 10, 31 mei - 21 juni 1988

Je gaat echt uit je dak bij een optreden van Aswad. Muziek Express, juli 1988

Die zaal was een orkaan van geluid. Fantastisch, ik ging helemaal uit mijn dak. de Volkskrant, 07-03-92

Ieder weekend trekken zo’n 15.000 jonge Nederlanders naar Duitsland. Om daar, vlak over de grens, uit hun dak te gaan. Nieuwe Revu, 29-11-96

Housers gebruiken drugs en gaan uit hun dak, maar wel zó dat ze de volgende dag weer in de collegebanken kunnen zitten. HP/De Tijd, 23-03-97