Nederlandse vogelnamen en hun betekenis

Henk Blok en Herman ter Stege (2020)

Gepubliceerd op 11-06-2020

STEENUIL – Athene noctua

betekenis & definitie

Duits : Steinkauz

Engels : Little Owl

Frans : Chevêche d’Anthéna

Fries : Stienûltsje

Betekenis wetenschappelijke naam:

Athene nachtvogel. Aldus genoemd naar Pallas Athene, godin van de wijsheid en beschermgodin van de Griekse hoofdstad.

Het uiltje kreeg zijn naam omdat het dikwijls nestelt in rotsspleten, steenhopen en oude gebouwen. In ons land gaat zijn voorkeur uit naar knotwilgen, boerderijen, schuren en konijnenholen.

Naast genoemde Nederlandse en Friese namen zijn er de varianten Stienule (Fr), Steenuiltje en Stainoel (Gr). Met Steenkrijter - eveneens een naam voor de Gierzwaluw - wordt tevens aangegeven dat hij met zijn witte uitwerpselen de stenen ‘krijt’. Omdat hij nogal eens in bomen broedt en zich overdag - zich koesterend in het zonnetje - op een boomtak laat zien kreeg hij de namen Boomuil (NH, ZH) en Bosuiltje (Vla).

Het Steenuiltje jaagt soms overdag maar meestal tijdens de schemering. In het oude volksgeloof wordt de uil, als vogel van de duisternis, vaak gezien in nauwe relatie met de dood en als boodschapper van naderend onheil. Om die reden werd hij weleens Lijkenroeper, Liek-oele (Ach), Doodsroeper en Weeklager genoemd.

Een verwijzing naar de katachtige kop en ogen en z’n sissende geluiden als van een blazende kat zijn de meer algemene namen Kat-oele (Ach), Klein Katuiltje en Kattekop (Vla). Lytse ul (Fr) benadrukt z’n kleine formaat.

Als de Steenuil zich bij dag laat zien wordt hij heel vaak belaagd door een zwerm kleine zangvogels. Hieruit is vermoedelijk de naam Mussenuiltje ontstaan. Deze achtervolgen hem totdat hij ergens een veilig heenkomen heeft gevonden. Van deze aantrekkingskracht van de Steenuil op zangvogeltjes maakte men vroeger misbruik bij de vogelvangst door hem als lokvogel op een tak te plaatsen en takjes om hem heen met lijm in te smeren. Vogelaarsuil werd hij dan genoemd. De predikant J.F. Martinet geeft in zijn ‘Katechismus der Natuur’ (1778) een duidelijke beschrijving van de vangst met lijmstokjes:

“.... zet eenen Uil vast op eene kruk, in een land naby heggen of bosschen, met lymstokjes aan dezelve vastgemaakt. Zo dra het kleine Pluimgedierte zynen vyand bemerkt, en wel dat hy vast zit, roepen zy dit met verheugde stemmen elkanderen toe, waarop zy besluiten, hem eenen algemeenen oorlog aan te doen. Zy verzamelen zich derhalven, en vallen dan op hem aan met een geweldig geschreeuw: de kleine lymtakjes, aan de kruk gehegt, in het naderen ziende, gaan zy, geen kwaad vermoedende, daarop zitten, om hem van naby te bevegten, of raaken ze dezelven, in het toevliegen, met hunne vlerken aan, zy kleeven aanstonds daaraan vast, en, hier door magteloos gemaakt, vallen ze op de grond neer, en worden door den Vogelaar opgenomen en gevangen.”

De Steenuil is de levendigste van onze uilen. Vooral als hij merkt dat hij ontdekt is, maakt hij in zijn opgewondenheid allerlei rukkende bewegingen, duikelingen en kopverdraaiingen - zogenaamde oversprongreacties. Om dit ‘gekke’ gedrag heet hij in Limburg Gek-bilke. Mogelijk houdt ook de naam Kwik-oele (Ach) verband met dit gedrag, hoewel sommigen van mening zijn dat ‘kwik’ eerder op z’n geluiden slaat dan op de wippende bewegingen.

De namen Koetuil (Lb) en Koetsch (Lb) zijn ontleend aan het Duitse Kauz (= snaak, iemand met een zonderling gedrag). Zij lijken eveneens op het beschreven opgewondengedrag betrekking te hebben en niet op het geluid, dat bij andere uilensoorten van kauzen of blaffen is afgeleid. Van de naam Koetsjuul (ZLb) wordt ‘koetsj’ echter aangemerkt als klanknabootsing.

De volksnaam Poute (Vla) is een vervorming van de Franse naam voor uil ‘chouette’. In Nederland verbasterde men de Vlaamse naam en zo ontstonden Poepuûl (ZBW), Poepuil (NH), Eulke Poep (ZVl), Poep (OZV) en Schietuul (ZVl). Hoewel wij ergens lazen dat de naam Poepuil naar het geluid van de Steenuil is gevormd, moeten ook de plekken van de uitwerpselen zijn bedoeld. Naar ons werd medegedeeld zou ook de naam Pootuil bestaan.

Wel klanknabootsend gevormd zijn de namen Huiveke (Vla), of korter Uubek (Sco), Huiben, Huibe (NB, Vla), Huipke (NB) en Hoepke (NB). Aan deze namen liggen het Oudhoogduitse Huwo, het Franse hibou en het Oudfranse houpi ten grondslag. Ook z’n naam Euven (ZVl) lijkt tot deze groep te horen. Andere naar één van z’n klanken genoemde namen zijn Pieuwke (RvN) en Pieuws (KvO, RvN).

De achtergrond van Droep (Sco) is ons niet bekend. Misschien heeft men er ‘uilebek’ resp. ‘droelen’ = heen en weer draaien mee bedoeld.

In Friesland spreekt men ook wel van Waerûle of Waerûltsje. Met deze naam wordt bedoeld dat het uiltje bij nacht en ontij rondwaart, spookt.

Met de naam Kneuteruiltje wordt de Steenuil als een ‘gezellige mopperpot’ gekenmerkt.

De Steenuil werd in 1889 vanuit Nederland in Groot-Brittannië geïntroduceerd. In verband daarmee kreeg hij in Engeland de bijnaam Dutch Owl. De eerlijkheid gebiedt ons echter te zeggen dat het uiltje er ook bekend is als Belgian Owl, French Owl en zelfs als Spanish Owl.