Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Zich katoen houden

betekenis & definitie

D.w.z. zich stil, bedaard, rustig houden; katoen beantwoordt aan het Hebreeuwsche qatön (qötaun), dat klein beteekent (Dozy, Oosterlingen 52).

In het Groningsch: hol joe moarketoen en 'tis dood ketoen, het is er stil, doodsch; er is geene drukte (Molema, 197 a); fri. hald dy mar ketoen of deaketoen; Harreb. I, 389: Het is er dood katoen, daar is niets te doen, het is er stil; Köster Henke, 30; Jord. 72: Toch moest ie zich katoen houën; blz. 159: De dood-katoenen Frans Leerlap; [I]B.B.[/I] 25: Jantje, nu zul je je zelf katoen houden en geen kromme figuren maken; bl. 31: Hou je eigen maar katoen; Jord. II, 374: Komp ie doodketoen op honk na 'n paar ure se sperrewer (paraplu) halen; 387: Hou je katoen Piet.