Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

zeggen, van die zyde heeft men de gunst en drift, van daar komt het; II, 162: de storm kwam uit dien hoek niet, dat is, vandaar kreeg het quaad zynen oorsprong niet, het waaide uit eenen anderen hoek; Boerekrakeel, 236

betekenis & definitie

Loop, loop, zei Kees, jy weet niet waer

De wynt van daen komt; maar wy weeten

De zaek al aers, des zwyg maerstil.



W. Leevend,
VI, 13: Al waait het eens uit den verkeerden hoek, dat is fut; V. Janus, 143: Die wind begint uit een' geheel anderen hoek te waaien, die bortjens schijnen deerlijk voor u verhangen te zijn; Harreb. I, 310: De wind waait daar uit geen goeden hoek. Weten uit welken hoek de wind waait, weten hoe 't met iets gelegen is, hoe de zaken staan; weten, waar men zich aan te houden heeft; zie Harreb. I, 380: Hij weet wel van welken kant de wind waait; Ndl. Wdb. VI, 799; afrik. Waai die wind uit daar die hoek? staan de zaken zoo? fr. regarder de quel côté vient (ou souffle) le vent, observer le cours des événements pour y conformer sa conduite (Hatzf. 2227 a); eng. tho know in what quarter does the wind sit, which way (or how) the wind blows; according as the wind blows; hd. wissen woher der Wind kommt, Zuidnederl. weten, zien hoe of vanwaar de wind komt, zien welke wending de zaken nemen, of hoe iemand gezind is (Joos, 99; Rutten 279 a; Waasch Idiot. 746; Schuerm. 865 a); de wind komt uit het noorden of 't is vandaag noordenwind, gezegd van iemand die er kwaad uitziet (Schuerm. 414 b); fri.: min moat witte uthwet hoeke de wyn waeit, men moet altijd de noodige omzichtigheid in acht nemen.