Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Uitlekken

betekenis & definitie

Bekend worden, gezegd van geheimen.

Het beeld is ontleend aan een vat, dat lekt; vgl. Winschooten, 334: Uitlekken, al lekkende leeg werden. Dat vatsal soo doende wel uitlekken: oneigendlijk rugbaar werden: die saak is uitgelekt; Terentii Afr. Comoediae sex Belgica interpretatione, etc.; Henr. Zwaerdecroon, 1663, bl. 97: So ik iets hoor, dat waarachtig is, dat swijge ik seer wel en hou 't bij mij: maer wat vals, leugenachtig of versiert is, is dadelijk aan de klokreep. Ik ben dan als een verstaaft (door droogte gespleten) vat, dat aan alle kanten doorlekt; bl. 99: Dat syn twee leugens: het zal uitlekken; Tuinman, I, 344: 't Is uitgelekt, dat wil seggen, t'is bekent en openbaar geworden.

De gelijkenis is genomen van een ondicht vat. Door 't uitlekken verneemt men, wat daar in besloten en verborgen was: want het vat geeft uit 't geen het inhad Sewel, 818; Halma, 722; eng. to leak out, fri. utlekke.