Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Tegen de (doode) klippen aan (of op)

betekenis & definitie

Geweldig, uit alle macht, in hooge mate; eig. in zulk een hooge mate als de klippen zich verheffen; vgl. torens hoog liegen. Zie Harreb.

I, 415: hij liegt tegen de klippen aan, d.i. de klippen weerkaatsen zijne leugens; tegen den ouden dood an of in Zuid-Nederland tegen penningzestien op (De Cock, 309); Boekenoogen, 452: tegen de (of alle) klippen an, uit alle macht, brutaal, zonder zich aan iets te storen, zooals eten, stoken tegen de klippen an; 'tDaghetXII, 128: liegen tegen de klippen der hel op; in 't Friesch: lige, supe, pronkje tsjin 'e klippen oan; Van Dale: tegen klippen en bergen op liegen; tegen alle klippen liegen; De Arbeid, 14 Febr. 1914, p. 1 k. 1: En opgeschept en gebluft werd er tegen de klippen op; Nkr. V, 2 Sept. p. 3: Dat is een leven! Je eet hier tegen de dooie klippen op en het kostje geen cent; Schakels, 71: Hij valt over alles… redeneert tegen de dooie klippen op; Nkr. IX, 20 Febr . p . 6: Drie paar sokken in ééne week, of zes paar handmoffen voor de soldaten dat was breien tegen de klippen an; Twee W. B. 83: Daar motje werken man tegen de klippe an; Nw. School, V, 309: Dan maar woorden lezen tegen de klippen op; VIM, 441: Al meer dan een jaar had ik tegen de klippen aan gesollisiteerd. Vgl. syn drinken tegen de sterren op (in Volkskunde XV, 180); ook vloeken, kijven tegen de sterren op, in hooge mate (Waasch Idiot. 628 b).