Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Te kust en te keur

betekenis & definitie

D.w.z. naar wil (of wensch) en naar keuze, naar zijn welgevallen; gewoonlijk in verbinding met het werkwoord gaan.

De woorden kust en keur drukken zinverwantebegrippen uit, die thans als identiek worden opgevat (zie ‘Kort en bondig’); beide komen reeds in de middeleeuwen voor. Zonder de praepositie te wordt de verbinding aangetroffen bij Westerbaen II, 716: 't Huys is binnen bet voorsien, om u de kust en keur van alles aan te bien. Mèt het voorzetsel vinden we haar bij Hooft, Ged. I, 179:

Krielt het van vrijers niet om uw deur?

Mooghje niet gaen te kust en te keur?

En doeje niet branden, en blaecken, en braên,

Al waer 't u op lust een lonckje te slaen?

Zie verder C. Wildsch. II, 304; V, 302; Sewel, 428: Te kust en te keur, choise of goods; Halma, 296: Te kust en te keur, gemakkelijk, a souhait, facilement, sans peine; Harreb. I, 398 b; Ndl. Wdb. VIII, 618; Antw. Idiot. 728; Villiers 470.